Regelmatig kijk ik het acht-uur journaal op tv. Het is handig dat je tegenwoordig niet meer precies om die tijd klaar hoeft te zitten, maar ook later kan kijken. Ik besef dat tv kijken inmiddels een ouderwetse bezigheid geworden is, wat ik weerspiegeld zie in de soms wat meewarige blik in de ogen van mijn zoons. Maar of je het nieuws nu ziet op tv of op een andere manier tot je neemt, het is een netelige kwestie.
Want het nieuws biedt vaak beelden van veel ellende. Er is de ongelofelijke hoeveelheid menselijk leed die voortkomt uit oorlog, de wanhopige blik in de ogen van een mens, de absurde beelden van verminkte lichamen, de puinhopen waar moeders, zoons, baby’s, opa’s, geliefden onder liggen. Er is het onrecht vanuit machtsmisbruik, mensen die niet gehoord worden, waar eenvoudigweg overheen gewalst wordt, die gemarteld worden, de plotselinge verdwijning van een persoon die niet mag zeggen wat ze zegt. Er zijn natuurrampen die steeds vaker, steeds heftiger en op steeds meer plekken op aarde plaatsvinden. Er is plastic dat overal in zit, teveel stikstofoxiden, teveel ammoniak, teveel PFAS, teveel gif. Diersoorten die uitsterven, afname van biodiversiteit, afname van het leven in de zee in een tempo dat stuitend is. De lijst is eindeloos! Zoveel leed!
Hoe kan een mens dat aanzien? Want laten we wel wezen, dit is eigenlijk niet te harden! Zoveel leed, zoveel pijn, zoveel verdriet. Wat moet je daarmee? De neiging kan zijn om je af te wenden, een andere kant op te kijken en te zappen naar een ander kanaal. En ik moet eerlijk zeggen dat ik dat af en toe ook doe. Ik hoorde een zenmeester een keer zeggen: “Compassion without emptiness is unbearable suffering”. Ja, het ervaren van zoveel leed, onrecht, misbruik en uitbuiting is overweldigend. En als je de moed hebt om er naar te kijken, kan het je lam slaan.
Maar in dit afwenden omdat het te heftig is, merk ik tegelijkertijd iets bijzonders. Het getuigt van iets dat zo ongelofelijk is, dat mijn verstand het niet kan bevatten. Want waarom wend ik mij af? Het komt voort uit het ervaren van pijn en machteloosheid die ik niet weet te verdragen. Want de pijn van de ander ervaar ik hier. Het verdriet dat ik zie is niet dáár, maar voel ik híer! De absurde realiteit is dat als ik écht kijk, de ander niet buiten mijzelf is, maar hier zit. En dat is een ervaring die niet strookt met onze doorsnee zienswijze waarin ik hier zit en jij daar. De gebruikelijke opvatting is dat we losse, zelfstandige individuen zijn. Maar is dit wel zo?
De pijn en onmacht die ik voel bij het zien van het leed, toont iets heel anders. Het laat me de onlosmakelijke verbondenheid ervaren. Een verbondenheid die onder de huid zit. Zó dichtbij, zó rauw dat ik het meteen naar buiten projecteer als dat het enige is dat ik kan zien. Als alleen de schrijnende, bijtende pijn wordt gevoeld, is het onhoudbaar.
In de cirkel van het Women Ancestors Document staan twee namen: Kannon en Prajnaparamita. De twee begrippen waar die zenmeester het over had met ‘compassion and emptiness’. Kannon – of Kanzeon, beide Japanse namen – is de bodhisattva van het mededogen, in het Chinees ook wel Guanyin genoemd. In het Sanskriet heet ze Avalokiteshvara, en is dan afgebeeld als een man. Kannon is de verpersoonlijking van het zien en horen van leed met de natuurlijke, vanzelfsprekende behoefte om dat te verminderen.
Het is het open hart dat zich verbonden weet met alles en iedereen om zich heen, en van daaruit de natuurlijke aandrang heeft om te helpen. Het is een verbondenheidwaarin ik en de ander bestaan als de verschillende onderdelen van één lichaam: je kunt die onderdelen niet apart van elkaar zien. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en verweven. Het is één lichaam dat niet in delen uit elkaar te halen valt, maar waarin alles in elkaar past en elkaar dient. Een lichaam waarin alle organen, weefsels en botten één geheel vormen. Als ik me stoot, wrijft mijn hand vanzelf over de plek om de pijn te verzachten. Je ziet deze pure verbondenheid soms terug in noodsituaties waarbij de eerste impuls is om een levend wezen onder het puin weg te halen, ook al is dat met gevaar voor eigen leven. Het zijn de wonderlijke situaties waarbij mensen vanzelfsprekend handelen en delen. In het dagelijks leven kan het een – soms kleine – actie waarvan je achteraf verbaasd bent over jezelf, momenten die we waarschijnlijk allemaal weleens meegemaakt hebben.
Daarnaast is er Prajnaparamita, de bodhisattva van onderscheidende wijsheid. Het wordt ook wel de wijsheid voorbij wijsheid genoemd, een wijsheid die voorbij gaat aan wat het ik kan of weet.
Het is de helderheid waarin het verschil herkend wordt tussen enerzijds de directe realiteit en anderzijds de sluiers die het ik over het ervaren drapeert, zoals opsplitsen, externaliseren, beoordelen, veroordelen. De sluiers die de flexibele ervaring verharden tot een zogenaamde wereld van aparte dingen met een eigen bestaan. De sluiers die de wonderlijke realiteit reduceren tot concepten waar het leven uit is. Vanuit Prajnaparamita wordt dit herkend, en vallen de beperkende sluiers weg. In dit direct ervaren is alles precies zoals het ik, zonder binnen en buiten, zonder ik en jij, zonder goed en fout. Er is alleen hier-nu. Ook dit heeft vrijwel iedereen weleens ervaren. Vaak is dit van toen we nog kind waren en we minder door de sluiers bevangen waren. Maar ook later kunnen we momenten van direct ervaren meemaken. Bijvoorbeeld tijdens een wandeltocht, waarbij er alleen nog maar wandelen is en geen ik die wandelt. Het kan zijn als je naar een prachtige sterrenlucht kijkt (meestal op vakantie, want in Nederland hebben we dat steeds minder) en alles wegvalt. Het kan zijn bij dansen, muziek maken, muziek luisteren, stoofpeertjes schillen, je huis schilderen.
‘En dan? Gaat het dan beter? Nee, het vreemde is dat er eigenlijk niets veranderd is, maar dat het toch anders is.’
In het directe ervaren is geen pijn als zodanig, want de realiteit niet wordt opgedeeld. Geen persoon die iets heeft zoals pijn. Geen subject, geen object. Er is eenvoudigweg precies wat er is. Vanuit Prajnaparamita is dit moment volmaakt noch onvolmaakt. Het is. Er hoeft niets gedaan te worden, er hoeft niemand geholpen te worden, want er is geen ander.
Kannon en Prajnaparamita worden weleens de twee vleugels van een vogel genoemd. Het een is onlosmakelijk verbonden met het ander. Ze zijn twee weergaves van hetzelfde gebeuren. Het zijn geen polariteiten, maar ze vormen een niet te bevatten samengaan waardoor er geen lijden is en ook geen niet-lijden. Een combinatie waar ik met m’n verstand niet bij kan, maar wat heel duidelijk ervaren kan worden.Het schuurt, het pijnt, het is ongemak en tegelijkertijd is er een soort welzijn. Het is als een valse hoop die verdwenen is, waardoor er een zeer pijnlijke situatie is die tegelijkertijd beter te verdragen is omdat het klopt. De situatie is schoon, dit is het.
En dan? Gaat het dan beter? Nee, het vreemde is dat er eigenlijk niets veranderd is, maar dat het toch anders is. De pijn, het ongemak, de verwarring, het blijft allemaal. Ik ben alleen minder hard bezig om het buiten mij te plaatsen. Er is de erkenning dat ook dit erbij hoort. Dat ik dit ook ben. Iedere keer weer. Het ongemak als een dakloze bij de supermarkt mij aanspreekt, is nog even hevig. Want wat doe ik op zo’n moment? Geef ik wat geld, of is dat slechts het afkopen van mijn eigen ongemak? Geef ik de appel die ik in m’n tas heb zitten? Groet ik hem en geef ik wat van mijn tijd? Wat klopt? Het schrijnen blijft. Geen achterdeur, geen truc waarmee het ongemak verdwijnt.Hoe ongemakkelijk ook, tegelijkertijd ben ik de dakloze dankbaar dat hij er is. Want daarmee blijft het schrijnen, blijft het open, blijf ik de verbondenheid ervaren. Dit ongemak betekent dat ik leef, dat er geen hokjes met pasklare antwoorden zijn. Het is een herinnering aan iedere keer weer vanuit hier-nu kijken, luisteren en handelen.
Talloze keren ga ik hierin onderuit. Ik zie mijzelf hannesen. Soms weet ik dat het klopt en regelmatig weet ik dat het niet klopt. Mooier is het niet, en mooier wordt het niet. Het vreemde is dat ik mijzelf niet meer voor de gek kan houden. Ik weet, ik voel dat het niet klopt. Toch? Die helderheid is er. Het oog slaapt nooit.