Pijn (2) – Het lichaam

Pijn is niet fijn, en pijn moet weg. Dit is eigenlijk de korte versie van hoe we doorgaans omgaan met pijn. De neiging om pijn te stoppen is op zichzelf een hele gezonde reactie. Als er gloeiend heet water uit de kraan blijkt te stromen, dan trekken we automatisch vliegensvlug onze handen weg. Gelukkig maar, want anders zou de huid verbranden. Het organisme is uit op overleving en pijn is hierbij een signaal dat de gezondheid en het overleven in gevaar brengt.

Er kan echter ook een situatie zijn waarin pijn wordt ervaren zonder dat er een externe oorzaak is. Op zo’n moment kun je niet je hand wegtrekken om de pijn te stoppen. Denk bijvoorbeeld aan hoofdpijn of buikpijn. In dat geval nemen we vaak een pijnstiller. 

Echter, pijnstillers werken niet altijd afdoende. Zelf heb ik sinds tientallen jaren met pijn te maken die vrijwel niet op pijnstillers reageert. Maar de neiging om de pijn weg te krijgen, bleef. Daarom zocht ik andere wegen. Ik heb allerlei therapieën gevolgd: fysiotherapie, manuele therapie, Cesar therapie, Mensendieck, osteopathie, chiropractie, noem maar op. 

En ook allerlei therapieën die meer in het alternatieve circuit worden geschaard: acupunctuur, massage, shiatsu, Traditional Chinese Medicine, iriscopie, touch-for-health, cupping, elektro-acupunctuur. Jarenlang heb ik allerlei oefeningen uitgevoerd die ik voorgeschreven kreeg, spierversterkende oefeningen, ontspanningsoefeningen, yoga-oefeningen, bewegingsoefeningen, meridiaanoefeningen. Met voeding heb ik van alles geprobeerd: lactosevrij, geen voeding uit de nachtschade familie, ortho-moleculaire drankjes en pillen. Batterijen aan supplementen, druppels en poeders uitgeprobeerd.

En altijd was er wel weer iemand die me advies gaf om naar die ene therapeut te gaan, want ik mocht dan wel al diverse manueel therapeuten geprobeerd hebben maar deze ene had echt ‘gouden handjes’. Of ik moest volledig zuivelvrij eten, want dat zou echt al mijn pijnen wegnemen. Of dat ayurvedische centrum in India, daar moest ik heen, want dat zou zeker alles resetten. De adviezen waren goed bedoeld, maar vaak ongevraagd. Regelmatig vroeg de persoon later of ik het advies al opgevolgd had. Zo niet, dan kreeg ik een blik van ‘tja, als je dat ook niet doet, dan is het je eigen schuld dat je nog pijn hebt’. Maar misschien is dit ook wel mijn eigen invulling geweest, want het idee dat ik iets verkeerd deed waardoor ik dit lijf met zoveel pijn had, nestelde zich steeds meer in mijn systeem.

Vanuit de natuurlijke neiging om pijn te stoppen, is er ook de neiging van het lichaam om weg te gaan van de plekken waar pijn ervaren wordt. Dit leidt er vaak toe dat het contact met het lichaam bij iemand met langdurige pijn verslechtert. Nu zijn wij in de Westerse maatschappij toch al niet zo goed om ons lijf te voelen, dus dat maakt het extra lastig.

Ik realiseerde me onder meer door het mediteren dat ik me afsloot van de pijn. Op het kussen kon ik niet weg, en meer en meer ging ik zien hoe ik met mijn lichaam omging. Ook mijn werk als psycholoog voor mensen met kanker hielp me, omdat ik steeds meer de kant van lichaamsgerichte therapie opging. Ik merkte bij de ander en ook bij mijzelf hoe belangrijk het is om je lichaam te kennen en te vertrouwen. De opleidingen, bijscholingen maar ook de persoonlijke trajecten, cursussen en de jarenlange meditatie brachten me terug in mijn lijf.

Door de tijd heen werd me duidelijk dat al die pogingen om van de pijn af te komen tot twee dingen leidden. Allereerst was er telkens hoop dat ik eindelijk minder pijn zou krijgen of van de pijn af zou raken, met verevolgens teleurstelling als de aanpak niet bleek te werken. Dit zorgde voor een continue op- en neergang. Het was niet alleen vermoeiend, maar betekende ook dat ik voornamelijk bezig was met ‘straks als de pijn minder/weg is’. 

Ik werd het zat om adviezen en instructies op te volgen van therapeuten en andere professionals die zouden weten wat er anders moest aan mijn lijf. Meer en meer ging ik zelf bepalen welke oefeningen ik wanneer moest doen, hoe vaak en hoe lang. Ik ging meer luisteren naar mijn lijf om te voelen wanneer beweging goed was en in welke mate, of ik nog pillen zou slikken, welk voedsel kloppend was.

Langzamerhand werd me iets duidelijk dat voor mij de hele boel op zijn kop zette. Ik realiseerde me dat ik in feite bezig was om jaar in jaar uit mijn lijf af te wijzen.Telkens was de boodschap: dit lijf is niet goed, er is iets fout aan mijn lichaam dat gefixt moet worden, ik doe iets verkeerd. Tot ik ging ervaren tot in het diepst van mijn cellen: ik doe niets verkeerd en er is helemaal niets mis met mijn lijf! Ik merkte dat ik volledig kon zeggen: dit is precies het goede lijf, mijn lijf klopt helemaal. Ja, het geeft pijn. Ja, dat is niet prettig. Dit was een ongelofelijke realisatie voor me.

Dat wil niet zeggen dat ik dan maar passief bij de pakken neer kan gaan zitten. Ik doe zoveel mogelijk om de pijn te verminderen en binnen grenzen te houden. Maar de houding waar vanuit ik de pijn en mijn lijf ervaar, is niet vanuit een goed-slecht overtuiging. 

Het is een koan: ik neem me voor om telkens weer de pijn te verlichten én oordeelloos de pijn te laten zijn.

Ik zou haast zeggen: mijn pijnlijke lijf is een groot geschenk…

Slapeloosheid

Toen ik jaren geleden in de overgang raakte, ging ik slechter slapen. Inslapen ging nog wel, maar vaak werd ik ‘s nachts wakker, en lag dan uren naar het plafond te staren. De pijn in mijn lijf waar ik tot dan toe vaak doorheen kon slapen, nam toe. ‘s Nachts was er weinig afleiding waardoor ik me meer bewust werd van de pijn. Ik lag me regelmatig op te winden als ik niet kon slapen, omdat ik de volgende dag moest werken of er allerlei andere dingen op mijn lijstje stonden die moesten gebeuren. Hoe zou ik dat allemaal moeten als ik niet goed uitgerust was en daardoor nog meer pijn zou ervaren?

Foto: Enrique op Pixabay

Deze gedachten zorgden er natuurlijk voor dat ik nog een graadje minder makkelijk de slaap vatte, en er een soort van negatieve spiraal dreigde te ontstaan. Op een gegeven moment vroeg ik mijzelf af of het wel klopte dat alles na een nacht slecht slapen inderdaad zoveel zwaarder en moeilijker was. Was een volledige nacht slapen inderdaad zo belangrijk, of zou ik ook lukken als ik een deel van de nacht gewoon rustig lag en mijn lichaam ontspande? En was het probleem overdag daadwerkelijk zo, of speelde zich dat meer in mijn hoofd af? In hoeverre maakte mijn denken de situatie zwaar?

Toen ik de situatie ging bevragen, kwam er heel langzaam meer ruimte. Het gevecht en de weerstand smolten enigszins en er ontstond meer openheid. Op een gegeven moment merkte ik dat wakker liggen ook een prettige kant had. ‘s Nachts was er niemand die me stoorde, geen kinderen die aandacht vroegen, geen afwasmachine die uitgeruimd hoefde te worden – met telkens bukken om het servies te pakken en in de keukenkastjes te zetten, vaak een belastende activiteit – geen administratie die gedaan moest worden, geen vermoeiende prikkels. Rust! Ik kon gewoon liggen. Steeds vaker werd het wakker liggen een soort van meditatie. De verhalen in mijn hoofd hadden niet langer de overhand, maar dreven voorbij, terwijl ik de beweging van mijn adem in mijn lijf voelde. Sensaties bleken ieder moment nieuw. Het direct ervaren opende een grenzeloosheid. Dit werd nog versterkt door de duisternis. Doordat ik weinig zag, werd het tastend aanwezig zijn groter. Aanwezigheid met vrijheid. Als het label ‘pijn’ opdoemde, ging ik naar de plek waar ik de sensatie voelde die ik als pijn labelde. Wat voor sensatie was het eigenlijk? Waar ervaarde ik het? Was het continu dezelfde sensatie of veranderde het van kleur, van intensiteit? Tot hoever breidde de sensatie zich uit? Hoe voelde de rand? Was er eigenlijk wel een rand? De openheid maakte het ervaren tot een soort reis. Nieuwe ervaringen, nieuwe werelden zonder horizon. Alles werd omvat door niet-weten. Er gebeurde van alles, en tegelijk ook niet zo veel.

Regelmatig was er een soort van tijdloosheid. Grenzen vervaagden en de harde werkelijkheid werd meer fluïde. Soms was er een transparantie waarin tijd en situaties zich door elkaar heen verweefden. Droom, werkelijkheid, voorstelling, imaginatie, herinnering, zat er eigenlijk nu zoveel verschil tussen?

Echter, soms waren er ook momenten dat de pijn te heftig was. Dat ik de nacht ‘uitzat’, horizontaal dan wel te verstaan. Nachten waarbij de labeling de overhand had, en ik meegenomen werd in de gedachtenstroom en de negatieve verhalen tot werkelijkheid verhardden. Nachten waarna ik moe opstond en weinig prikkels kon verdragen. Dan mopperde ik ‘s ochtends tegen de Fries, en had ik erg met mijzelf te doen. Toch kon ik steeds meer zien dat ook dit onderdeel uitmaakte van het geheel, de peilloze ruimte. Het is inderdaad niet altijd maneschijn. En pijn is inderdaad soms iets wat je tot radeloosheid kan brengen. Ja, ook dat is er. En het is net zozeer onderdeel van het bijzondere. Pijn is niet iets dat eruit gestoken moet worden, of inherent verkeerd is. Het is een intiem deel van mijn menselijk bestaan.

De slapeloosheid is inmiddels voor het grootste deel verdwenen. Toch zijn er nachten dat ik opeens weer een paar uur wakker lig. En waarin ik dan kijk. Kijk met dichte ogen, open, onderzoekend. Wat is dit? Een onuitputtelijke vraag die een universum opent, of het nu nacht of dag is.

Awe

Een prachtig Engels woord: awe. Het drukt zo met het hele wezen uit waar het voor staat. De Nederlandse vertaling met ‘ontzag’ of ‘eerbied’ valt daarbij in het niet. Awe heeft te maken met iets dat zó groot is, zó indrukwekkend dat je er helemaal in opgaat. Het opgaan is als in een warm bad glijden na een kleumige dag, maar dan nog intenser. 

Zelf ervaar ik de grootsheid van ‘awe’ bij het verzinken in een heldere sterrenhemel. Zo’n donkere hemel met lichtpuntjes die meer en meer worden naarmate je langer kijkt. Waar je steeds dieper in lijkt te gaan en langzaam in opgenomen wordt. Grenzeloosheid die je lichaam doordrenkt. Oneindigheid dat alle begrip te boven gaat. Geen woorden voor, alleen maar ‘aaahhwwe’ dat door je heen gaat. 

De tijdloze hemel die met een ouderwets woord ook wel uitspansel wordt genoemd. Uit-spannen, zoals een paard vroeger uitgespannen werd na een dag lopen. Er zit iets van vrijheid in. Iets van alle banden die je in het gareel houden, loslaten. En dat is ook wat er kan zijn als je naar een nachtblauwe hemel met ontelbare sterren kijkt. 

Helaas is vrijwel nergens meer een plek in Nederland waar je nog zo’n wonderlijke sterrenhemel kunt zien. Het kunstlicht heeft de sterren verdreven. Onze 24/7 economie waarbij we in een continu rooster functioneren, heeft stukje bij beetje de duisternis opgeslokt. Daarmee is ook een van de dagelijkse (nachtelijke) mogelijkheden om ‘awe’ te ervaren verdwenen.

Het voelt als een verarming, want hoe verruimend is het wel niet om ‘awe’ te ervaren! Te voelen dat ik meer ben dan deze 1.67m, wonend in Leiden. Te weten – niet vanuit kennis maar vanuit direct ervaren – dat ik onbegrensd ben. Peilloos.
Maar ‘awe’ kent ook rauwheid, alsof je huid totaal open ligt. Alles komt volledig binnen, zonder voorbehoud. Hoe hanteer ik dat, zoveel openheid? Het is een vraag die telkens weer opdoemt. ‘Awe’ ervaren is één ding, de toepassing in het dagelijks leven en van daaruit handelen is iedere keer nieuw. Tastend, struikelend. Maar ook ongelofelijk boeiend!

Deze zomer ga ik naar Noord-Spanje op vakantie. Wie weet hebben ze daar diep donkere sterrenhemels.

Niets doen

‘Skkriiiieeeee, skkriiiiiieeeee!’ De gierzwaluwen schieten door de lucht. Met een ongelofelijke snelheid vliegen ze voorbij. Soms duiken ze achter elkaar aan alsof ze tikkertje doen. Of zitten ze in elkaars slipstream om zo nog harder door het luchtruim te kunnen? 

De lucht is knalblauw met hier en daar een kleine witte flard wolk die voorbij zoeft. Vanuit mijn tuinstoel bekijk ik het allemaal. Sinds een paar jaar heb ik een fantastische ligstoel die vanaf het begin tot mijn grote favoriet is gebombardeerd. Het is zo’n dag om in de schaduw van de kersenboom te liggen, te kijken, te luisteren. De wind aait over m’n huid, schaduwen van de boombladeren bewegen op de parasol, er is geritsel, vanuit de verte klinken er joelende kinderstemmen van de basisschool die pauze heeft, de donkere intense kleur van de rode beuk tekent zich af tegen de lucht.

Het voelt alsof ik maar een beetje lig te niksen – wat ook zo is – en m’n tijd lig te verdoen – wat niet zo is. Hoe belangrijk zijn dit soort momenten. Juist deze situaties voeden creativiteit, verlagen het stressniveau en bevorderen allerlei heilzame processen waaronder neuroplasticiteit. Tja, eens een psycholoog, altijd een psycholoog. Na zoveel jaar niet meer werken blijft het toch nog altijd in mijn systeem.

Ongefocused laat ik alle sensaties over me heen komen. De flarden wolken wisselen af met flarden gedachten. Het komt en gaat, zonder te komen en gaan. De strakke witte streep van een vliegtuig verwaait tot een speels lijntje als door een kind getekend.
Een gedachte aan de Boeddha komt langs: het moment waarop hij tijdens zijn zoektocht naar bevrijding opeens een herinnering heeft aan zijn jeugd. Hij ziet voor zich hoe hij als kind, toen nog Siddhartha hetend, onder de rozenappelboom lag. Zijn vader was verderop ergens mee bezig. Het was een lome dag en de jonge Siddhartha lag volkomen op zijn gemak naar de wolken te kijken. Volledig in harmonie, niets dat schuurde, beperkte of veranderd moest worden. Een natuurlijke toestand van lichaam en geest. 

Soms gebeurt dat als je ‘gewoon’ ligt, of ‘gewoon’ zit. Ervaren dat alles precies is zoals het is. Een onbeschrijflijk gebeuren. Hoeveel woorden ik ook voor deze blog gebruik, het omvat het niet.

En als er wordt gevraagd wat ik aan het doen ben, is zelfs het antwoord “niets doen” niet juist. Want ook die beschrijving is al te veel.

Liggend in de zendo

Een tijdje terug deed ik mee met een vijfdaagse zen retraite bij een voor mij nieuwe sangha. Van tevoren had ik met de Roshi besproken dat ik niet alle periodes van meditatie kon zitten, maar ook een deel zou moeten liggen vanwege mijn beperkingen. Ik kreeg als reactie dat dit geen probleem was, en dat ik van harte welkom was. 

Toen ik in de zendo kwam bleek de plek die voor mij was naast de Roshi te zijn, recht tegenover het altaar. Heel vriendelijk zo’n ereplek, alleen leek het mij totaal niet gepast om daar te gaan liggen met mijn benen pontificaal uitgestrekt de zendo in, en mijn voeten richting het altaar. Bovendien was er geen tweede mat, dus het liggen op de koude harde vloer zou niet echt de ontspanning geven die mijn lichaam nodig had om het vijf dagen vol te houden.

Voeten van liggende Boeddha, Manbulsa tempel, Korea (Foto: Wikimedia)

De eerste avond heb ik daar gezeten en vervolgens ben ik naar degene gestapt die over de zendo ging. Ik legde uit dat ik een plek nodig had waar ik kon liggen, zonder de andere deelnemers te veel te storen. Vervolgens vertelde ik hoe ik dat bij mijn eigen sangha doe: in een hoek van de opstelling waarbij de tweede mat naar buiten steekt, zodat mijn benen en voeten bij het liggen niemand storen. Ze reageerde lichtelijk geschokt. Er vlamde een soort paniek in haar ogen op bij het idee dat ik echt zou gaan liggen. Mijn toelichting dat de Roshi vooraf had gezegd dat liggen in de zendo prima was als ik dat nodig had, leek haar reactie niet echt te verminderen. Ze stelde een andere plek voor, die echter dezelfde bezwaren had als de plek naast de Roshi. Vervolgens leek het haar beter dat ik op mijn kamer zou gaan liggen tijdens de periodes dat ik niet kon zitten.

Ik voelde de druk en ging mee in haar voorstel. Toen ik echter de eerstvolgende periode alleen op mijn kamer lag, voelde dat erg uitgesloten en alleen. Mijn neiging was om dit te negeren. Aanpassen en accepteren leek mij van toepassing. Maar toen ik de strakheid in mijn lichaam voelde, realiseerde ik me dat ik in de valkuil van mijn eigen oude patroon was gestapt: meegaan met de ander en daarbij mijzelf vergeten. Mijn hoofd probeerde nog om alle bezwaren weg te redeneren, maar alles in mij schreeuwde dat het niet klopte. Ik had er totaal geen zin in, maar het was duidelijk dat ik het gesprek aan moest gaan. Liggend op mijn bed overzag ik de situatie. Ja, het was blijkbaar zeer vreemd voor deze persoon dat ik zou liggen, en ja het is oké dat ik ruimte inneem voor wat ik nodig heb. Met groot ongemak maar tegelijkertijd ook rustig stapte ik weer naar degene die de zendo beheerde. Ik legde uit dat het niet werkte voor mij en gaf duidelijk aan waar en hoe ik wilde liggen, met het voorstel om dit uit te proberen. Schoorvoetend stemde ze toe.

De sesshin is verder goed verlopen. Zitten en liggen wisselde ik af om de pijn beheersbaar te houden.

Achteraf hoorde ik van verschillende mensen dat ze het mooi vonden om te zien dat je ook liggend een sesshin kan doen. Dat het nooit bij ze opgekomen was, maar dat het eigenlijk heel vanzelfsprekend eruit zag. Een jonge vrouw kwam naar mij toe, en vertelde dat het voor haar een eye-opener was. Als ze ongesteld was kon ze nooit meedoen, vanwege haar klachten. Maar nu ze mij had gezien, realiseerde ze zich dat het op zo’n manier wel mogelijk zou zijn. Ook degene van de zendo gaf na afloop aan dat het prima was gegaan.

Wat is van waarde?

“Je verdient het”, “gun het jezelf”,“je bent het waard”, het zijn kreten die regelmatig geuit worden. Ze worden vooral gebruikt om iets aan te prijzen. Blijkbaar is het voeden van ons gevoel dat we iets waard zijn een goede ingang om een produkt te slijten, of het nu gaat om de nieuwste telefoon, een weekendje weg of een cursus mindfulness.

Het gevoel van waarde te zijn lijkt niet vanzelfsprekend. Het is niet voor niets dat er zoveel boeken, coaches en hulpverleners zijn om te leren hoe om te gaan met aspecten van jezelf, je mindset te veranderen, alles uit jezelf te halen, je eigen toekomst te kiezen. Er is veel nadruk op het individu en het gaan voor eigen geluk en welzijn. Waar op zich helemaal niets mis mee is! Alleen, waar komt dit uit voort?

(Foto: Pxhere)

Zelfwaarde lijkt vaak samen te gaan met: wat doe je, wat presteer je? Hierbij gaat het om zichtbare en tastbare gegevens, zoals hoeveel uur werk je, hoeveel cursussen heb je gedaan, hoeveel boeken heb je gelezen of geschreven, hoeveel vrienden heb je, welke landen heb je gezien. Maar zelfwaarde staat los van doen, staat los van wat ik produceer of welke rollen ik allemaal uitvoer.

In mijn werk als psycholoog ben ik het geworstel met zelfwaarde vaak tegengekomen. Een worsteling die op verschillende manieren naar buiten komt. Zo kan het leiden tot overcompenseren: jezelf op de voorgrond zetten, slecht luisteren en gesprekken (onbewust) gebruiken om over jezelf te praten, over-assertief zijn. Een andere manier is verhullen: behulpzaam zijn, vriendelijk zijn en altijd klaar staan voor anderen. Tot slot is dempen ook een gebruikelijke manier. Dempen kan allerlei vormen aannemen, zoals veel kopen, veel afspraken hebben, veel eten, veel streamen, veel werken, alles om maar niet te voelen.

De worsteling met zelfwaarde ben ik ook in mijn eigen leven regelmatig tegengekomen. Een periode waarin dit thema heel duidelijk werd, was toen ik definitief arbeidsongeschikt werd verklaard. Geen baan, geen functie, geen collega’s, geen structuur. Mijn kinderen waren het huis uit, dus ook die rol was er niet meer. Sociale activiteiten waren sluipenderwijs uit mijn leven gebannen, omdat ik al mijn energie had gebruikt om de steeds verder afnemende werkuren vol te houden. De pijn in mijn lichaam kostte veel energie. Mijn dag bestond slechts uit opstaan, mijzelf verzorgen, eten en mijn lijf door de dag heen in balans proberen te houden met zitten, slapen en bewegen.

Gestript van alle rollen, wat blijft er dan over? Het was een vraag die zich levensgroot opdrong. Mijn gevoel van zelfwaarde werd tot dan toe ondersteund door iets voor anderen te doen, iets te betekenen. En mijn beroep als oncologisch psycholoog was daarbij behulpzaam. Maar als er geen energie meer is om je zo uit te drukken, wat dan? Als er niets meer is om je aan vast te houden, wat blijft er dan over? Een koan, zoals het dagelijks leven die continu biedt.

Voor mij betekende het de onzekerheid ingaan. De gedachten, emoties en lichamelijke sensaties rondom het wegvallen toestaan en voelen. En iedere keer als ik opmerkte dat de neiging tot invullen, fantaseren of mijn ogen sluiten weer opdook, deze neiging loslaten. Terugkeren naar dit-hier. Iedere keer weer terugkeren. Tijdens het douchen, tijdens het eten, tijdens het koffie zetten, tijdens het liggen. Niet om iets te veranderen, maar om het leven hier & nu te proeven.

Wat ik op een gegeven moment proefde in deze vrije val was heel direct. Het was ook heel eenvoudig: een kwetterende mus, de beukenboom in de verte, het ruisen van de verwarming. De eenvoud was verpletterend, bijzonder en woordloos. 

Toen ik pas de voorouder Ryonen bestudeerde voor een van mijn maandelijkse bijeenkomsten, werd ik getroffen door een vergelijkbare eenvoud. Door de weken heen ging ze steeds meer onder mijn huid zitten, alsof de eeuwen die tussen onze levens lagen, wegvielen.

Ryonen leefde rond 1200 in Japan. Ze had al langere tijd zen beoefend en had zich laten wijden tot non. Toen ze ongeveer 60 jaar was, kwam ze bij de 35 jaar jongere Eihei Dogen, de bekende zenmeester. Hij was diep onder de indruk van haar doorleefde inzicht, en zou opgetekend hebben dat zij hem verreweg overtrof in het begrip van de boeddhistische leer.

We hebben geen geschriften van Ryonen, geen uitspraken. Het enige wat er is, zijn teksten van Dogen gericht aan haar. Een vrouw was in die tijd een tweederangs schepsel. En een óude vrouw was al helemaal onbeduidend. Ze had geen status, geen titel. Dogen was door zijn jaren in China ruimdenkender geworden richting vrouwen, omdat hij daar voorbeelden zag van vrouwelijke beoefenaars en vrouwelijke zenmeesters. Toch heeft hij geen transmissie gegeven aan vrouwen. Ook Ryonen heeft hij geen dharma-overdracht gegeven (durven geven?). Hoe was het voor Ryonen om een vrouw te zijn, een vorm te hebben die gezien werd als minder, als beperkt. Is ze boos geweest? Is ze hier verdrietig over geweest? Of kwam het niet in haar hoofd op, dat alle wezens gelijkwaardig zijn? Of was ze juist zozeer daarvan doordrongen dat ze de daadwerkelijke situatie accepteerde?

Het beeld dat voor mij naar voren komt, is een vrouw die gewoon haar dagelijkse dingen deed binnen het kloosterleven. Zonder opsmuk. Het lijkt dat ze zich niet laat leiden door uiterlijke dingen. Wel of geen transmissie, daar gaat het niet om. Wel of geen erkenning van anderen, daar gaat het niet om. Geen toespraken, geen commentaren op teksten die ze bestudeerd heeft. Ze is geen club gestart. Een indrukwekkend voorbeeld in al haar gewoonheid.

Ryonen heeft geleefd, vanuit haar diepe begrip, waarbij het niet gaat over wat je presteert. Ze lijkt uit te drukken dat de waarde zit in het zijn, in het toelaten van het moment precies zoals zich dat voordoet. Deze ‘gewonigheid’ heeft blijkbaar veel respect en bewondering opgeroepen bij haar leraar.

Huismussen (Foto: Pickpik)

En al heeft ze geen letter nagelaten, ze klinkt achthonderd jaar later nog steeds door. Ze is opgenomen in de cirkel van vrouwelijke voorouders van zen. Je kunt haar horen als je kijkt met je oren, luistert met je huid. Het sijpelt door, in je cellen en je botten. 

Binnen de zentraditie wordt wel gesproken van ’overdracht buiten de woorden om’. Dit is wat Ryonen naar mijn idee letterlijk heeft gedaan. Wonderlijk hoe dat werkt! 

NOS-journaal

Regelmatig kijk ik het acht-uur journaal op tv. Het is handig dat je tegenwoordig niet meer precies om die tijd klaar hoeft te zitten, maar ook later kan kijken. Ik besef dat tv kijken inmiddels een ouderwetse bezigheid geworden is, wat ik weerspiegeld zie in de soms wat meewarige blik in de ogen van mijn zoons. Maar of je het nieuws nu ziet op tv of op een andere manier tot je neemt, het is een netelige kwestie. 

Want het nieuws biedt vaak beelden van veel ellende. Er is de ongelofelijke hoeveelheid menselijk leed die voortkomt uit oorlog, de wanhopige blik in de ogen van een mens, de absurde beelden van verminkte lichamen, de puinhopen waar moeders, zoons, baby’s, opa’s, geliefden onder liggen. Er is het onrecht vanuit machtsmisbruik, mensen die niet gehoord worden, waar eenvoudigweg overheen gewalst wordt, die gemarteld worden, de plotselinge verdwijning van een persoon die niet mag zeggen wat ze zegt. Er zijn natuurrampen die steeds vaker, steeds heftiger en op steeds meer plekken op aarde plaatsvinden. Er is plastic dat overal in zit, teveel stikstofoxiden, teveel ammoniak, teveel PFAS,  teveel gif. Diersoorten die uitsterven, afname van biodiversiteit, afname van het leven in de zee in een tempo dat stuitend is. De lijst is eindeloos! Zoveel leed!

Verbleekt en stervend koraal, Great Barrier Reef (Foto: NOS)

Hoe kan een mens dat aanzien? Want laten we wel wezen, dit is eigenlijk niet te harden! Zoveel leed, zoveel pijn, zoveel verdriet. Wat moet je daarmee? De neiging kan zijn om je af te wenden, een andere kant op te kijken en te zappen naar een ander kanaal. En ik moet eerlijk zeggen dat ik dat af en toe ook doe. Ik hoorde een zenmeester een keer zeggen: “Compassion without emptiness is unbearable suffering”. Ja, het ervaren van zoveel leed, onrecht, misbruik en uitbuiting is overweldigend. En als je de moed hebt om er naar te kijken, kan het je lam slaan.

Maar in dit afwenden omdat het te heftig is, merk ik tegelijkertijd iets bijzonders. Het getuigt van iets dat zo ongelofelijk is, dat mijn verstand het niet kan bevatten. Want waarom wend ik mij af? Het komt voort uit het ervaren van pijn en machteloosheid die ik niet weet te verdragen. Want de pijn van de ander ervaar ik hier. Het verdriet dat ik zie is niet dáár, maar voel ik híer! De absurde realiteit is dat als ik écht kijk, de ander niet buiten mijzelf is, maar hier zit. En dat is een ervaring die niet strookt met onze doorsnee zienswijze waarin ik hier zit en jij daar. De gebruikelijke opvatting is dat we losse, zelfstandige individuen zijn. Maar is dit wel zo?

De pijn en onmacht die ik voel bij het zien van het leed, toont iets heel anders. Het laat me de onlosmakelijke verbondenheid ervaren. Een verbondenheid die onder de huid zit. Zó dichtbij, zó rauw dat ik het meteen naar buiten projecteer als dat het enige is dat ik kan zien. Als alleen de schrijnende, bijtende pijn wordt gevoeld, is het onhoudbaar. 

In de cirkel van het Women Ancestors Document staan twee namen: Kannon en Prajnaparamita. De twee begrippen waar die zenmeester het over had met ‘compassion and emptiness’. Kannon – of Kanzeon, beide Japanse namen – is de bodhisattva van het mededogen, in het Chinees ook wel Guanyin genoemd. In het Sanskriet heet ze Avalokiteshvara, en is dan afgebeeld als een man. Kannon is de verpersoonlijking van het zien en horen van leed met de natuurlijke, vanzelfsprekende behoefte om dat te verminderen.

Kannon met de duizend armen (Foto: Flickr – Eden, Janine and Jim)

Het is het open hart dat zich verbonden weet met alles en iedereen om zich heen, en van daaruit de natuurlijke aandrang heeft om te helpen. Het is een verbondenheidwaarin ik en de ander bestaan als de verschillende onderdelen van één lichaam: je kunt die onderdelen niet apart van elkaar zien. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en verweven. Het is één lichaam dat niet in delen uit elkaar te halen valt, maar waarin alles in elkaar past en elkaar dient. Een lichaam waarin alle organen, weefsels en botten één geheel vormen. Als ik me stoot, wrijft mijn hand vanzelf over de plek om de pijn te verzachten. Je ziet deze pure verbondenheid soms terug in noodsituaties waarbij de eerste impuls is om een levend wezen onder het puin weg te halen, ook al is dat met gevaar voor eigen leven. Het zijn de wonderlijke situaties waarbij mensen vanzelfsprekend handelen en delen. In het dagelijks leven kan het een – soms kleine – actie waarvan je achteraf verbaasd bent over jezelf, momenten die we waarschijnlijk allemaal weleens meegemaakt hebben.

Daarnaast is er Prajnaparamita, de bodhisattva van onderscheidende wijsheid. Het wordt ook wel de wijsheid voorbij wijsheid genoemd, een wijsheid die voorbij gaat aan wat het ik kan of weet.

Prajnaparamita, bodhisattva van transcendente wijsheid (Foto: wikimedia)

Het is de helderheid waarin het verschil herkend wordt tussen enerzijds de directe realiteit en anderzijds de sluiers die het ik over het ervaren drapeert, zoals opsplitsen, externaliseren, beoordelen, veroordelen. De sluiers die de flexibele ervaring verharden tot een zogenaamde wereld van aparte dingen met een eigen bestaan. De sluiers die de wonderlijke realiteit reduceren tot concepten waar het leven uit is. Vanuit Prajnaparamita wordt dit herkend, en vallen de beperkende sluiers weg. In dit direct ervaren is alles precies zoals het ik, zonder binnen en buiten, zonder ik en jij, zonder goed en fout. Er is alleen hier-nu. Ook dit heeft vrijwel iedereen weleens ervaren. Vaak is dit van toen we nog kind waren en we minder door de sluiers bevangen waren. Maar ook later kunnen we momenten van direct ervaren meemaken. Bijvoorbeeld tijdens een wandeltocht, waarbij er alleen nog maar wandelen is en geen ik die wandelt. Het kan zijn als je naar een prachtige sterrenlucht kijkt (meestal op vakantie, want in Nederland hebben we dat steeds minder) en alles wegvalt. Het kan zijn bij dansen, muziek maken, muziek luisteren, stoofpeertjes schillen, je huis schilderen.

In het directe ervaren is geen pijn als zodanig, want de realiteit niet wordt opgedeeld. Geen persoon die iets heeft zoals pijn. Geen subject, geen object. Er is eenvoudigweg precies wat er is. Vanuit Prajnaparamita is dit moment volmaakt noch onvolmaakt. Het is. Er hoeft niets gedaan te worden, er hoeft niemand geholpen te worden, want er is geen ander.

Kannon en Prajnaparamita worden weleens de twee vleugels van een vogel genoemd. Het een is onlosmakelijk verbonden met het ander. Ze zijn twee weergaves van hetzelfde gebeuren. Het zijn geen polariteiten, maar ze vormen een niet te bevatten samengaan waardoor er geen lijden is en ook geen niet-lijden. Een combinatie waar ik met m’n verstand niet bij kan, maar wat heel duidelijk ervaren kan worden.Het schuurt, het pijnt, het is ongemak en tegelijkertijd is er een soort welzijn. Het is als een valse hoop die verdwenen is, waardoor er een zeer pijnlijke situatie is die tegelijkertijd beter te verdragen is omdat het klopt. De situatie is schoon, dit is het.

En dan? Gaat het dan beter? Nee, het vreemde is dat er eigenlijk niets veranderd is, maar dat het toch anders is. De pijn, het ongemak, de verwarring, het blijft allemaal. Ik ben alleen minder hard bezig om het buiten mij te plaatsen. Er is de erkenning dat ook dit erbij hoort. Dat ik dit ook ben. Iedere keer weer. Het ongemak als een dakloze bij de supermarkt mij aanspreekt, is nog even hevig. Want wat doe ik op zo’n moment? Geef ik wat geld, of is dat slechts het afkopen van mijn eigen ongemak? Geef ik de appel die ik in m’n tas heb zitten? Groet ik hem en geef ik wat van mijn tijd? Wat klopt? Het schrijnen blijft. Geen achterdeur, geen truc waarmee het ongemak verdwijnt.Hoe ongemakkelijk ook, tegelijkertijd ben ik de dakloze dankbaar dat hij er is. Want daarmee blijft het schrijnen, blijft het open, blijf ik de verbondenheid ervaren. Dit ongemak betekent dat ik leef, dat er geen hokjes met pasklare antwoorden zijn. Het is een herinnering aan iedere keer weer vanuit hier-nu kijken, luisteren en handelen.

(Foto: RTL nieuws)

Talloze keren ga ik hierin onderuit. Ik zie mijzelf hannesen. Soms weet ik dat het klopt en regelmatig weet ik dat het niet klopt. Mooier is het niet, en mooier wordt het niet. Het vreemde is dat ik mijzelf niet meer voor de gek kan houden. Ik weet, ik voel dat het niet klopt. Toch? Die helderheid is er. Het oog slaapt nooit. 

Retraite

Net terug van de vijfdaagse stilteretraite die we met mijn zenclub ieder jaar in januari hebben. Omdat ik vanwege mijn lichamelijke beperking niet alle periodes kan zitten, lig ik soms ook in de zendo. Het begin van de dag, ‘s ochtends om zes uur, vind ik een van de fijnste periodes. Het is donker en de nacht hangt nog in je lijf.

Liggend in de stilte
Treden bomen tevoorschijn
Geen nacht en geen dag

Pijn (1) – Weerstand

Er staat een (1) achter de titel, want voor mij is pijn een verschijnsel met heel veel perspectieven. Dus waarschijnlijk zullen er nog wel meer aantekeningen volgen met deze titel.

Mensen vragen mij weleens hoe ik omga met de pijn. Het korte antwoord is: wisselend.
Pijn is iets wat al tientallen jaren speelt. Zo tussen mijn 25e en 40e is het steeds meer mijn leven gaan blokkeren. Althans, zo voelde dat voor mij. Ik kon steeds minder, verloor mijn baan, en de verzekeringsarts maakte duidelijk dat ik niet op terugkeer naar werk hoefde te rekenen. Het voelde alsof ik in de verkeerde film was beland. 

De dagelijkse pijn was één grote worsteling. Ik weet nog dat ik een keer zo ongelofelijk kwaad was, dat ik servies tegen de muur wilde gooien, maar besefte dat dat niet lukte. Door de pijn kon ik niet goed uithalen om de borden tegen de muur te smijten. Dit verhoogde mijn woede alleen nog maar meer. Maar ook mijn radeloosheid, het gevoel opgesloten te zijn, het gevoel slachtoffer te zijn. Het was niet alleen de pijn zelf, maar ook de gevolgen die het had. Eigenlijk was ik één brok weerstand. Dit was zó wat ik niet wilde.

Een paar jaar later stond ik op een maandagochtend met moeite de was over een droogrek te hangen. Veel sokjes en broekjes van mijn twee peuters. Ze waren naar de crèche, omdat de Fries die middag en avond zou werken. Zonder zijn hulp of die van anderen kon ik niet langer dan een paar uur voor mijn kinderen zorgen. Terwijl ik daar stond voelde ik alleen maar frustratie en een zwart gat, omdat ik mij niet uit kon drukken. Geen werk, geen carrière, geen deskundigheid opbouwen, geen ontwikkeling, geen cursussen. Alleen maar sokjes ophangen! “Is dit nou mijn leven?”, vroeg ik wanhopig aan de Fries. “Ja, Ien, dit is je leven”. Ik was compleet met stomheid geslagen. Hoe kon hij zo iets hards zeggen? Maar ik voelde ook dat zijn reactie exact in de roos was, hoewel ik er lang, heel lang op heb moeten kauwen om het te verteren.

De Fries heeft niets met zen. Hij leeft gewoon zijn leven, op zijn eigen manier. Maar deze uitspraak was zo honderd procent zen! Inderdaad, dit is mijn leven. Dit is precies zoals het is. Dit is de situatie en van hieruit heb ik te handelen. Van hieruit beweeg ik. Niet vanuit een bepaald plaatje in mijn hoofd. Niet vanuit hoe het zou moeten zijn. Niet vanuit ‘ja, maar…’
De vraag is: kan ik opgaan in déze situatie? Kan ik buigen voor wat is, zonder ook maar iets te amputeren uit mijn leven? Buigen, niet als een slachtoffer, maar vanuit vertrouwen. Het vertrouwen dat dit precies klopt, wat het ook is. Eenvoudigweg omdat het de realiteit is.
Het is jarenlang een grote koan geweest voor mij. En nog steeds kan ik er door overvallen worden. 

Hoe kun je ‘ja’ zeggen tegen iets wat je niet wilt? Hoe kun je je weerstand loslaten? Mijn ervaring is dat dit niet kan, hoe graag ik dat ook wilde. Want op een gegeven moment voelde ik wel dat ik op een doodlopende weg zat waarbij ik alleen maar tegen een muur opliep. Telkens weer. Maar ‘ik’ kan niet loslaten, ‘ik’ bepaal dat niet. Dat is juist het paradoxale. Het enige wat ik kan doen, is ervaren wat er nu is. Hoe onverteerbaar dat ook is. Ja zeggen tegen de weerstand die ik voel. In m’n lijf tasten hoe dat is. Eigenlijk is dat het enige waar het over gaat: in je lijf blijven. Want daar manifesteert zich wat er is. Ben ik bereid om te ervaren, nieuwsgierig te zijn, open te zijn, zonder etiketten te plakken en zonder te weten?

Mijn neiging was echter om erover na te denken en te leven in de zogenaamde realiteit van mijn gedachten. Gedachten over de uitzichtloosheid, analyses over wat er verkeerd ging, plannen om de situatie te veranderen, rampscenario’s over de toekomst. 

Door dit te doen maak ik een scheiding en ben ik los van de ervaring. Ik sta niet met beide voeten in mijn leven. Ervaren doe ik met mijn lijf. Tastend. Dan kan ik opmerken dat ik bepaalde gebieden afsluit. Ik laat niet toe wat er is, maar probeer stukken weg te duwen. Eigenlijk zeg ik dat er niet mag zijn wat er is. Wat totaal absurd is. Want hoe kan ik van iets dat er al is, bepalen dat het er niet mag zijn? Hoe harder ik het er uit wil gooien, hoe duidelijker het wordt dat ook dit een deel van mij is. Echter, zolang ik een onderscheid maak tussen dit wel en dat niet, is er een groot probleem.

Stap voor stap, jaar na jaar is er verschuiving opgetreden. Niet door mij. Ik zou haast zeggen, ondanks mij, is er openheid gekomen. Is er minder weten en meer mysterie. Ja, dit is mijn leven. Dat betekent niet dat er geen frustratie meer is. Er zijn dagen dat ik grijs door het huis sjok. Dat ik me beklaag tegenover de Fries. Dat ik ronduit zit te sjimpen, omdat ik niet meekan naar een schaatswedstrijd waar het hele gezin met aanhang naar toe gaat. En toch, dit is het, ook dit is mijn leven! 

Spiegel

De plek waar ik thuis mediteer is met uitzicht op de tuin. Als de zon schijnt is er op sommige dagen een duidelijke weerschijn van mijzelf in de ruit van de tuindeuren. Ik zie mijzelf dan zitten met gras in mijn buik, de mussen hippen door mijn arm en de kersenboom staat naast me. Tegelijkertijd zit ik met muren om mij heen en het parket onder mij. Om het nog gekker te maken, is de vraag: wáár is het gespiegelde beeld? Daar? Maar wat is daar? Waar wordt het gezien? Hier!

Het doet me denken aan zenmeester Kakuzan. Ze leefde in de 13e eeuw en was abdis van een Japans klooster, Tokei-ji genaamd Dit klooster had een heel vreemd attribuut, namelijk een levensgrote spiegel. Kakuzan deed zitmeditatie pal voor de spiegel. Dag in, dag uit. Ze kwam hiermee tot diepe realisatie.

Een spiegelbeeld is een raar iets. Het woord beeld suggereert iets statisch. Terwijl de realiteit, dat wat we ervaren, niet statisch is. Is een spiegelbeeld  realiteit? De gewaarwording is er absoluut, maar wat is een spiegelbeeld? Ik kan het niet pakken, niet ruiken, niet horen. Sowieso is een spiegelbeeld omgekeerd van wat de ander ziet als ze naar me kijkt. Ook al zo raar.


In deze tijd van selfies hebben we ons spiegelbeeld nog nooit zo vaak gezien als nu. We zouden het door en door moeten kennen. Toch vinden we vaak dat een foto niet klopt. Veel foto’s worden verwijderd, omdat ze ‘niet goed’ zijn en ik ‘raar kijk’. Maar hoe ben ik dan? Wie ben ik? 

De laatste jaren is het aantal zoom-sessies geëxplodeerd. We vergaderen terwijl we tegen ons eigen hoofd aankijken. We videobellen met ouders, kinderen, vrienden en zien ons gezicht. Hoe vreemd, want juist ons gezicht is iets dat we nooit direct kunnen zien. Zoals het oog nooit zichzelf kan zien.

Mijn gezicht? Wie is die ‘mijn’? Kunnen we onszelf zien? Is er iets of iemand in mij die kan kijken naar mij? Is er een observator? Is er iets buiten mij dat kan kijken?
Er zijn gedachten, emoties, sensaties. Maar wat is hetgene dat denkt, dat voelt, dat hoort, ziet, snuift, bromt, lacht, wandelt? Met mijn menselijk brein loop ik hierop stuk. Het is als de vraag of chocola groot of klein is, vragen waar de rand van de aarde is, hoe lang gisteren duurt, waar de geur van de appeltaart is die ik volgende week eet. 

Na haar realisatie schrijft Kakuzan het volgende gedicht: