Spiraal

Pas zat ik samen met een paar zen studenten bij elkaar waarbij één iemand opmerkte dat ze in de afgelopen dertig jaar geen meter opgeschoten was. Ze kwam weer precies dezelfde patronen tegen als destijds, en aanbevelingen van haar toenmalige leraar kon ze vandaag de dag nog steeds één op één overnemen voor haar gevoel. Een aantal anderen herkenden dit volledig. Na twintig, dertig, veertig jaar nog steeds dezelfde valkuilen tegenkomen, nog steeds over dezelfde dingen struikelen.

In de 13e eeuw leefde een Chinese vrouw, Zhiyuan Xinggang Diep van binnen wist ze dat vrijheid mogelijk is. Maar hoe? Ze zocht en beoefende Chan (zoals zen in China wordt genoemd) en hoopte daarmee verder te komen. Maar jaren later was ze nog geen steek verder. Ze voelde zich belemmerd door haar traditionele verplichtingen, door haar dagelijks leven. De frustratie en wanhoop waren soms zo sterk dat ze niet meer at of dronk.

Deze hoop op verandering komt velen van ons bekend voor, mijzelf inclusief! Het is een vooruitgangsdenken ten aanzien van mijzelf waar de afdeling zelfhulpboeken in de (digitale) winkels op floreert.
Maar binnen zen is het ik geen zelfverbeteringsproject. We worden niet volmaakt. Ik hoorde dat iemand eens een zen voordracht begon met: “In buddhism there is no hope”. Tja, met zo’n eerste zin heb je gelijk de setting duidelijk gemaakt voor je toehoorders. Ik vind het een geweldige zin, en hij is me altijd bijgebleven. Want hiermee wordt de zinloosheid van bepaalde inspanningen gelijk duidelijk. De vrijheid zoeken via de weg van jezelf veranderen, bijschaven, oppimpen, inspuiten of wat dan ook is uiteindelijk een doodlopende weg.

Er is geen hoop, dat klinkt tamelijk hopeloos. Maar vreemd genoeg is het heel bevrijdend. Als je kijkt naar hopen dan impliceert dat namelijk het een en ander. Het betekent dat het nu niet goed is, maar (hopelijk) later wel. En hiermee worden er voorwaarden gesteld: eerst moet dit of dat gebeuren, dán …. (ben ik gelukkig, is de situatie goed, ben ik tevreden enzovoort). Dit wordt gedaan vanuit dualiteit, met ik-hier en dat-straks. Het gaat uit van gescheidenheid.  Door te hopen, wijs ik de realiteit af. Ik zeg in feite dat het huidige niet goed is en dat ik hetgeen er nu is, niet wil ervaren. Hiermee plaats ik de dingen buiten mijzelf en ontken ik  de voortdurende interactie van de dingen en hun onderlinge afhankelijkheid. Er ontstaat een wereld van op zichzelf staande mensen en voorwerpen die een schijnbare soliditeit hebben, los van elkaar. 
Volgens het boeddhisme zijn dit juist de processen die onze onvrede, frustratie en machteloosheid voortbrengen.

 

“Ze probeerde naar een plaats te lopen waar ze al bovenop stond.”

Wat als we niet hopen? Volgens zen is de situatie precies zoals het moet zijn, er hoeft niets veranderd te worden. Ik hoef mijzelf niet bij te schaven. Ik hoef geen vrijheid te bereiken, ik ben al vrij.
Hoe kan dat? Dat is precies waar Xinggang jaren en jaren op puzzelde. Ze probeerde iets te bereiken wat er al was. Ze probeerde naar een plaats te lopen waar ze al bovenop stond.

Zen gaat over ontwaken. Ontwaken uit de illusie en de beperking waar we doorheen kijken loslaten. Want we trekken grenzen waar ze er niet zijn. Zoals met de landkaart waarbij we zeggen dat dit Nederland is, en dat België. Zo hebben wij ook een denkbeeldige streep getrokken en een apart ik gecreëerd. Maar in werkelijkheid is de grens er helemaal niet. Het water van de rivier wordt niet opeens anders als het vanuit België Nederland instroomt.

Ook ik ben niet vast omlijnd. Er is geen gestold en op zichzelf staand ik. Het ik is als een ruimte waar ieder gevoel op kan komen, iedere gedachte, iedere herinnering, iedere voorkeur, iedere sensatie, ieder beeld. Niets hoeft weggemoffeld te worden.
Wat zich voordoet is continu veranderend, en daarmee verandert het ik continu. Hoe wonderlijk dat ‘ik’ ieder moment anders ben. Hoe wonderlijk dat ‘ik’ onbegrensd ben!

En ja, in die onbegrensdheid komen ook patronen op. Maar zoals de ruimte vrijelijk het ene voorwerp of het andere voorwerp kan huisvesten zonder te worden aangetast, zo kan ook ‘ik’ vrijelijk alle patronen ervaren. Patronen die zich altijd weer anders manifesteren. Er is een andere situatie met andere personen – inclusief mijzelf. Want in vergelijking met een vorige keer heb ik nieuwe indrukken erbij, andere ervaringen opgedaan en andere mensen ontmoet.


(Foto: Unsplash)


De pijn is anders, de frustratie, irritatie, verdriet, machteloosheid, angst is anders. We geven er woorden aan en daarmee lijkt het alsof we het over hetzelfde hebben als zoveel jaar geleden. Maar een woord is een soort bevroren situatie en kan nooit de uniekheid weergeven van dit-hier. Dus hoezeer het ook mag lijken dat ik op hetzelfde stuit als veertig jaar geleden, het is geen herhalend rondje dat ik loop. Het beeld van een spiraal komt dichter bij de ervaring. 

Daarnaast is er nog een bevrijdend perspectief vanuit zen. Het is niet alleen dat de patronen niet gefixt hoeven te worden, ze zijn bovendien juist datgene wat deze persoon tot precies deze unieke persoon maakt waarvan er geen tweede bestaat. Wat een bemoediging als ik mijzelf weer eens aantref midden in de rollercoaster van een patroon!

Dus ja, we hangen van patronen aan elkaar, en tegelijkertijd is dat geen obstakel voor volledige vrijheid. Misschien zit in dat ene woordje wel het grote verschil: volledig. Dat is waar het over gaat, namelijk dat alles zich kan manifesteren. En dat is iets anders dan volmaakt worden.

Na vele jaren herkende Xinggang haar ware natuur en schreef ze over haar dagelijkse bestaan:

‘Geen belemmering en geen beperking, vrij om overal heen te gaan’.

Overgangsperiode

Een paar maanden geleden, in juni, heb ik dharma transmissie gekregen van mijn Roshi. Ruim een jaar daarvoor kondigde hij dit aan bij mij. Op dat moment was ik niet verbaasd. Het leek gewoon voortgaan op de weg die ik ging. Een natuurlijk verloop, zoals de ene dag op de andere volgt. Je doet er niets voor, het gebeurt. Pas enige tijd later had ik momenten dat het me overviel. Waarom ik? Wat was er anders aan mij dan de andere leden van de gemeenschap? Ik had geen groot hemelbestormend inzicht gekregen, geen overweldigende levensveranderende ervaring. Waarom ik? Er waren momenten dat het voelde alsof ik ergens mee opgescheept werd. Wat moest ik doen als ik eenmaal zenleraar was? Wat kon ik nou voor zinnigs overbrengen?

Deze momenten ebden weg als ik herkende, dat ik er niet over ging. Het ik was niet degene die zich hier mee moest bemoeien. Juist niet. Vertrouwen was het enige. Vertrouwen waarin? Geen flauw idee. Puur vertrouwen, en me daaraan overgeven. Er valt niets te doen.

Hoe meer de transmissie week naderde, hoe vaker ik de vraag kreeg wat ik zou gaan doen als ik zenleraar en -priester zou zijn. Zou ik een sangha starten? Zou ik meditatie avonden gaan houden? Ik kon alleen maar antwoorden, dat ik geen flauw idee had. Sowieso zijn mijn lichamelijke beperkingen een bepalende factor. Maar ik merkte vooral dat ik totaal niet de neiging had om me voor te stellen hoe de toekomst eruit zou zien. Stap voor stap, en de voorbereiding voor de transmissie was op dat moment aan de orde.

De transmissie was een intensieve periode, een soort samengebalde energie waar ik van dag tot dag in meegenomen werd.
Een paar weken na de daadwerkelijke ceremonie volgde de zomervakantie. Samen met de Fries ging ik naar Bretagne om langs de kust te lopen. Een heerlijke tijd waarin we veel buiten waren. Ik genoot van de indrukwekkende natuur, de kleuren en de rust.

Eenmaal weer thuis kwam er langzaam een soort onzekerheid opzetten. Wat nu? Het voelde een beetje alsof ik niet meer wist wat onder en boven, links en rechts was. Wat heb ik te bieden? Wat moest ik gaan uitvoeren? Het werd me duidelijk dat er een overgangsperiode aan de gang was. Een transitie zoals iedereen wel eens in het leven meemaakt. Bijvoorbeeld na het afronden van een opleiding, waarbij de vraag opkomt: wat nu, welke richting ga ik op, wat voor soort baan zoek ik? Overgangsperiodes kunnen er ook zijn als je relatie eindigt, als een kind het huis uitgaat, als je stopt met werken, als er iemand overlijdt, noem maar op. Transities kennen we allemaal. Hoe gaan we daar mee om? Vaak komt er onzekerheid bij kijken. Er heerst onduidelijkheid. Hoe verder? Het lijkt een soort wachten, een tussentijd, alsof je de tijd uitzit tot de volgende periode. De neiging kan zijn om uit te tunen en als het ware op halve stand te leven. Maar hierbij vergeten we iets, namelijk: er is geen overgang. De lege ruimte is niet leeg. De onzekerheid, het schuren, het met mijn ziel onder mijn arm lopen is precies dit-hier. Of paradoxaal verwoord: het lege gevoel is vol van leegte. Kan ik daarin aanwezig zijn? Wat er nu is, is net zo levendig, net zoveel mijn leven als welke ervaring dan ook. Kan ik de onduidelijkheid en het niet-weten verdragen? Of nog een stapje verder: kan ik het niet-weten ervaren en door mij heen laten gaan? Zonder bezig te zijn met een doel, zonder bezig te zijn met een volgende periode waarin ik richting ervaar. Ik weet niet hoe lang de tussentijd duurt. Ik weet alleen dat er geen tussentijd is.


Soms kan de neiging opkomen om de schijnbaar lege ruimte op te vullen door allerlei bezigheden in te plannen. Bezigheden om het niet-weten weg te poetsen en niet te hoeven voelen. Om iets anders te creëren dan er is. Maar het gaat er niet om de situatie naar mijn hand te zetten. Het gaat over luisteren. Luisteren met mijn huid, luisteren met mijn ogen, luisteren met mijn vingertoppen. Kan ik me volledig laten absorberen door de situatie zonder dat ik gevoelens, ideeën, verwachtingen, beelden, meningen leidend laat zijn?