Biografieën – Indiase vrouwelijke voorouders

Voor algemene bronnen klik hier. Voor bronnen over Indiase voorouders zie ook het gelijknamige deel onder Literatuur. Waar relevant, worden bij de levensbeschrijving van de voorouder specifieke bronnen genoemd.

Mahapajapati (5e eeuw voor Chr.)

Pajapati (Sanskriet: Prajapati) en haar jongere zus Maya waren beiden getrouwd met Suddhodana de leider van de Sakya-clan. Toen Maya een paar dagen na de bevalling van haar zoon Siddhartha overleed, nam Pajapati de baby onder haar hoede en voedde hem op als haar eigen kind naast haar andere kinderen.

Jaren later, nadat Siddhartha tot ontwaken was gekomen en vertelde over wat hij had ontdekt, volgden veel mannen hem. Ze verlieten de clan en gingen mee met Siddhartha, die nu de Boeddha was. Daarnaast was er een lokale strijd geweest waarbij diverse mannen omgekomen waren. Dit alles zorgde ervoor dat er weinig mannen overbleven in de gemeenschap. Veel vrouwen kampten met een verlies aan identiteit en bescherming zonder mannelijke familieleden. Er was groot verdriet en lijden. Pajapati werd gezien als een wijze persoon binnen de gemeenschap en de vrouwen kwamen vaak bij haar om raad. Toen Pajapati rond de zestig was, overleed haar echtgenoot Suddhodana. Dit verergerde de problemen voor de clan, want zijn opvolger Siddhartha was vertrokken. De volgende persoon, zijn kleinzoon Rahulata, was meegegaan met zijn vader en leefde in de spirituele groep, samen met de andere mannen.

Pajapati was bekend met het onderricht van de Boeddha en was hier diep van onder de indruk. Ze realiseerde zich dat zijn leer veel vrouwen zou kunnen helpen. Daarom vroeg ze de Boeddha tot driemaal toe om hen toe te laten tot zijn monastieke groep. Maar de Boeddha weigerde. Pajapati was in tranen, en kon het niet loslaten. Haar vasthoudendheid en vertrouwen dreven haar voort. Ze schoor haar hoofd kaal, verruilde haar prachtige gewaden voor een eenvoudig kleed en trok met vijfhonderd andere vrouwen naar Vaishali waar de Boeddha op dat moment verbleef.

Het was ongeveer 225 kilometer, een lange voettocht door onherbergzaam gebied en zonder mannelijke bescherming. Aangekomen op de plek vroeg Pajapati aan Ananda, de persoonlijk assistent, om de Boeddha te vragen de groep vrouwen toe te laten tot de spirituele gemeenschap. Pas nadat Ananda het ook drie maal had gevraagd en gepleit had voor toestemming, gaf de Boeddha zijn goedkeuring. Wel stelde hij extra regels in voor vrouwen. Pajapati werd de stichter en leider van de eerste boeddhistische gemeenschap van vrouwen. Als eerbetoon werd ze Maha-Pajapati genoemd, de grote Pajapati. 

Mahapajapati, detail van standbeeld (Fo Guang Shan Buddha museum, Taiwan)

Khema (5e eeuw voor Chr.)

Khema was de belangrijkste partner van koning Bimbasara, en vol van haar eigen schoonheid. Met een smoes regelde de koning dat Khema de Boeddha zou ontmoeten. Tijdens het gesprek met de Boeddha zag Khema in een visioen een prachtig meisje dat stap voor stap verouderde en uiteindelijk een lijk was. Door dit visioen ontwaakte ze in één klap, ondanks dat ze een lekenvrouw was! Vervolgens liet Khema zich wijden tot non.  Haar inzicht en grote wijsheid werden duidelijk in de antwoorden die ze koning Prasenajit  (in Pali: Pasenadi ) gaf op zijn vragen. Prasenajit  kreeg namelijk precies dezelfde antwoorden toen hij de Boeddha zijn vragen voorlegde. De Boeddha noemde Khema de Meest Vooraanstaande in Grote Wijsheid binnen de gemeenschap van vrouwen-sangha.

Samen met de non Uppalavanna deed ze de organisatie van de gemeenschap van de nonnen.

Sundari-Nanda (5e eeuw voor Chr.)

Ze was de jongere halfzus van de Boeddha en erg trots op haar mooie uiterlijk waar ze om geroemd werd. Nadat haar moeder Mahapajapati de nonnenorde had gesticht, sloot ze zich daarbij aan. Dit was in eerste instantie omdat haar vader Suddhodana, de leider van de Sakya-clan, overleden was en omdat al haar verwanten zich bij de Boeddha’s gemeenschap aangesloten hadden. In een persoonlijk onderricht met de Boeddha hield hij zijn halfzus een spiegel voor waarin ze haar perfecte vrouwenlichaam zag. Maar toen ze beter keek zag ze de schoonheid vergaan en het lichaam vervallen. Hierdoor kreeg Sundari-Nanda diep inzicht in de tijdelijkheid van alle verschijnselen. Uiteindelijk werd ze door de Boeddha geroemd als de Meest Vooraanstaande Non in de beoefening van Jnana – kennis, direct weten.

Patacara (5e eeuw voor Chr.)

Patacara was de dochter van een rijke koopman. Ze gaf haar luxe leventje op om met een eenvoudige man te trouwen en verliet haar ouderlijk huis. Op een dag verloor ze zowel haar man als haar twee kinderen. Toen ze terugkeerde naar haar geboortedorp, hoorde ze dat haar ouders en broer omgekomen waren. Ze werd gek van verdriet en  zwierf rond, vrijwel zonder kleren en door iedereen gemeden. Ze werd Patacari genoemd, een woord in Pali dat ‘de naakte vrouw’ of ‘de schaamteloze vrouw’ betekent. Tijdens dit ronddolen stuitte ze op een dag op de Boeddha. Patacara hoorde zijn onderricht en toen de Boeddha het woord tot haar richtte, kwam ze bij zinnen. Ze besloot zijn leerling te worden, en verkreeg groot inzicht. Patacara werd een belangrijke leraar en had veel volgelingen. De Boeddha sprak over haar als de Meest Vooraanstaande Non in de Vinaya, de gedragsregels voor nonnen en monniken.

Patacara (foto: Daily News, Sri Lanka)

Bhadda Kundalakesa (5e eeuw voor Chr.)

Bhadda groeide op in een welgestelde familie. Ze was intelligent, maar kon ook erg meegesleept worden door hartstocht. Haar ouders waren erg beschermend naar haar, omdat ze bang waren dat deze onstuimigheid haar in problemen zou brengen.
Op een dag zag Bhadda een dief die naar zijn executie werd geleid en werd hals-over-kop verliefd. Ze stond erop dat hij haar echtgenoot zou worden. Nadat ze getrouwd waren, wilde de man haar doden vanwege haar kostbaarheden. Bhadda wist hem in het ravijn te duwen. Ze had hier veel berouw over en werd een rondtrekkende janaïstisch ascete. Binnen het Jainaïsme gaat men er vanuit dat strenge ascese de negatieve effecten op karma teniet kan doen en zo tot bevrijding uit de cyclus van samasara kan leiden. Geweldloosheid wordt gezien als de hoogste waarde.

Jain Prateek Chihna, officiële symbool van het jainaïsme (Foto: Mpanchratan)

Vanuit haar ontevredenheid en haar drang om het leven te doorgronden ging Bhadda altijd met iedereen het debat aan. Ze won ieder gesprek, maar dit gaf haar geen vervulling. Na tientallen jaren op deze manier geleefd te hebben kwam ze op haar 70e Shariputra tegen. Hij stelde haar een vraag over de Ene. Voor het eerst in haar leven wist ze geen antwoord te geven. Bhadda was sprakeloos.

Ze ging met Shariputra mee om de Boeddha te ontmoeten. De Boeddha zei slechts: “Een zin die vrede brengt is beter dan duizend woorden.” Hierdoor ontwaakte ze en was vrij. De Boeddha noemde Bhadda de Meest Vooraanstaande in Snel Inzicht.

Sumana (5e eeuw voor Chr.)

Ze was de dochter van de koning van Kosala en de zus van koning Prasenajit  (in Pali: Pasenadi). Sumana wilde van jongs af aan al leerling worden van de Boeddha, nadat ze hem had horen spreken. Maar ze had als taak om voor haar oma te zorgen, en ze koos ervoor om dat niet te verzaken. Haar sterke verlangen om non te worden bleef, maar door haar jarenlange beoefening in het dagelijks leven ging ze inzien dat er alleen dit moment is. En dat dit ene moment alles is. Toen haar grootmoeder 120 jaar was overleed ze. Sumana – die ondertussen zelf ook al oud was – ging naar de Boeddha. Hij keek en zei haar dat er helemaal niets meer te doen was. Sumana besloot terug te gaan naar haar dagelijks leven. Ze werd bekend als de allergrootste onder de leken-volgers.

  • Women of the Way, Sallie Tisdale, 2006

Kisagotami (5e eeuw voor Chr.)

Kisagotami was een nicht van de Boeddha. Haar tak van de familie was arm. Ze trouwde met een man uit een rijk milieu, maar werd slecht behandeld door haar schoonfamilie. Pas toen ze een zoon baarde, veranderde dit. Kisagotami was gelukkig met haar rol en status als moeder. Haar geluk keerde, want het kind stierf al jong. Kisagotami was radeloos en kon het niet geloven. Ze droeg het dode kind langs de deuren op zoek naar een medicijn om het tot leven te wekken. De Boeddha vertelde dat hij dat medicijn zou geven als zij een mosterdzaadje zou brengen uit een huis waar nog niemand gestorven was.

Mosterdzaad (Foto: Shutterstock)

Mosterdzaad werd veel gebruikt in die tijd, dus Kisagotami ging vol goede moed bij iedereen langs. Het mosterdzaad was geen probleem, maar overal kreeg ze te horen dat er wel iemand overleden was, soms zelfs meerdere mensen. Na vele huizen afgegaan te zijn, realiseerde Kisagotami zich dat de dood bij alle levende wezens speelt, en herkende ze de  vergankelijkheid van het lichaam, van status, van een zelf. Ze vond innerlijke rust en liet zich wijden tot non.

Dhamma (5e eeuw voor Chr.)

Dhamma was getrouwd, maar toen ze de Boeddha hoorde spreken, wilde ze zich bij hem aansluiten en non worden. Haar echtgenoot gaf echter geen toestemming. Daarom wachtte ze zonder klagen tot hij uiteindelijk stierf. Als oude, gebrekkige vrouw liet ze zich alsnog wijden. Op een dag toen ze terugkwam van haar bedelronde, moe en uitgeput, struikelde ze en viel languit op de grond. “Plotseling viel ik, en zag ik de tijdelijkheid van dit lichaam in alle helderheid. Eindelijk vrij!” Zo omschrijft ze het in het gedicht dat overgeleverd is.
Ze wordt geroemd als de Meest Vooraanstaande in Vorm, het vasthouden aan beoefenen temidden van een gewoon dagelijks leven.

Uppalavanna (5e eeuw voor Chr.)

Uppalavana werd geboren als dochter van een rijke koopman. Haar naam betekent: de kleur van het hart van een blauwe waterlelie. Omdat ze zo knap was om te zien, vroegen veel mannen om haar hand. Haar vader vreesde echter dat hij ruzie zou krijgen met de belangrijke families, omdat hij Uppalavanna maar aan één iemand uit kon huwelijken. Daarom vroeg hij haar om non te worden bij de gemeenschap van de Boeddha. Dit deed ze van harte, want ze was graag alleen en had een contemplatieve aard. Binnen korte tijd kwam ze tot grote realisatie door het zien van de vlam van een lamp, en verkreeg meesterschap over uitzonderlijke spirituele krachten.

Vaak verbleef ze in het bos, maar op een dag werd ze verkracht door een man. Dit leidde ertoe dat de Boeddha meer regels opstelde voor vrouwen. Nonnen mochten niet meer alleen wonen, en kregen ook verdere beperkingen opgelegd zoals niet meer alleen het dorp ingaan en niet meer alleen mogen reizen.

De Boeddha erkende de magische krachten van Uppalavanna en noemde haar de Meest Vooraanstaande Non in Bovennatuurlijke Krachten. Ze werd door de Boeddha aangesteld als hoofd – evenals Khema – om de sangha van de nonnen te besturen.

Yasodhara (5e eeuw voor Chr.)

Haar naam betekent Drager van Lof. Ze was de vrouw van Siddhartha, die waarschijnlijk meerdere vrouwen had. Er zijn diverse verhalen over haar. Vaak wordt gezegd dat ze de dochter was van Amita, de zus van Siddhartha’s vader en van koning Suppabuddha. Yasodhara en Siddhartha trouwden met elkaar toen ze beiden 16 waren. Toen ze 29 waren, kregen ze een zoon Rahulata. In sommige verhalen wordt verteld dat de latere Boeddha van huis ging toen Rahulata een baby was. Andere verhalen zeggen dat Yasodhara gedurende de zes jaar dat Siddhartha weg was zwanger was van hun kind, een vergelijkbaar traject aflegde als haar man wat betreft soberheid en afzondering, en dat ze beviel op het moment dat Siddhartha verlichting bereikte.

De Boeddha bezoekt Yasodhara en Rahulata, sculptuur uit regio Gandhara, Asian Art Museum of San Francisco


Toen de nonnenorde binnen de Boeddha’s gemeenschap gesticht was, trad Yasodhara ook toe. Ze werd een belangrijke oudste bij de vrouwen en een groot leraar voor velen van hen.

Zie ook uitgebreide biografie.

Soma (5e eeuw voor Chr.)

Soma was de dochter van de hogepriester van koning Bimbisara. Ze had zich al vroeg in haar leven gewijd aan de leer van de Boeddha en bracht vele jaren door als lekenondersteuner voordat ze uiteindelijk non werd. Al snel nadat ze bij de orde kwam, ontwaakte ze. Soma is bekend geworden vanwege haar ontmoeting met Mara, de boze. Hij wilde haar aan het wankelen brengen en zei dat vrouwen onvoldoende wijsheid hebben om te ontwaken. Maar Soma wees hem er kalm op dat er geen opdeling is in man of vrouw als het hart tot bevrijding bereid is. Mara droop af, omdat hij zag dat hij geen vat op haar had.

Sakula (5e eeuw voor Chr.)

Ze woonde in Savatthi waar een boeddhistisch klooster stond en werd lekenleerling. Maar toen ze een monnik had horen spreken over het onderricht van de Boeddha werd ze diep geraakt en besloot  non te worden. Er was geen groot verdriet of verlies, maar een diepe spirituele ervaring die haar er toe bracht om zich bij de gemeenschap van de Boeddha aan te sluiten.
Ze kon zien hoe in al haar vorige levens de bevangenheid haar had geleid. In haar huidige leven kwam ze tot groot inzicht en was vrij. De Boeddha noemde haar de Meest Vooraanstaande in het Goddelijk Oog, omdat ze het vermogen had om in alle werelden te kijken.

Bhadda Kapilani (5e eeuw voor Chr.)

Bhadda werd geboren in een zeer rijke brahmaanse familie in de stad Sagala, gelegen in de huidige Punjab in Pakistan. Haar vader heette Kapila en haar moeder Sucimati. Bhadda was ongelofelijk mooi, maar maakte van jongs af aan duidelijk dat ze niet wilde trouwen. Haar ouders luisterden echter niet naar haar en Bhadda moest trouwen. Het bleek dat haar echtgenoot Pippali ook niet had willen trouwen en samen besloten ze om celibatair te blijven in het huwelijk. Ze beseften dat hun rijkdom gestoeld was op het doden van levende wezens zoals insecten en wormen bij de bewerking van hun landerijen. Daarom schoren ze elkaars hoofd kaal, trokken eenvoudige kleding aan en lieten alles achter.

Bhadda trok jarenlang rond tot ze op de groep van nonnen stuitte die geleid werd door Mahapajapati en onderdeel was van de Boeddha’s gemeenschap. Ze sloot zich aan en liet zich wijden tot non. In de gemeenschap ontmoette ze ook haar vroegere echtgenoot die na het verlaten van hun huis leerling van de Boeddha was geworden. Hij had de boeddhistische naam Kashapa gekregen. In de zen traditie wordt hij gezien als de opvolger van de Boeddha en wordt daarom Mahakashapa genoemd. 

Bhadda bleek over grote visionaire vermogens te beschikken. Ze kon haar eigen vorige levens zien, maar ook de vroegere levens van anderen waardoor ze als wijze non andere vrouwen goed en passend kon begeleiden. De Boeddha noemde haar Meest Vooraanstaand in het Herinneren van Vorige Levens.

Singalaka mata (5e eeuw voor Chr.)

Nadat Singalaka mata één keer een onderricht van de Boeddha had gehoord verkreeg ze gelijk groot inzicht en besloot om non te worden. De Boeddha verklaarde dat ze de Meest Vooraanstaande in Geloof was onder de nonnen.

Samavati (5e eeuw voor Chr.)

Samavati groeide op in een doorsnee gezin. Ze had een zeer vriendelijk karakter. Helaas verloor ze haar beide ouders, maar door gelukkige omstandigheden werd ze uiteindelijk de echtgenote van koning Udena. Van haar dienstmeisje Khujjuttara hoorde Samavati het onderricht van de Boeddha. Samavati en haar gezelschapsdames mochten het paleis niet uit, en daarom herhaalde de Khujjuttara iedere keer voor hen wat de Boeddha onderwezen had. Ze had een goed geheugen en kon het onderricht zo helder overdragen dat Samavati en haar hofdames toegewijde leerlingen van de Boeddha werden. 

Echter, en andere echtgenote van de koning was erg jaloers op Samavati en stak het vrouwenverblijf in brand. Samavati en haar dames verbrandden levend maar bleven tot het einde toe mediteren en compassie uitstralen.

Samavati werd door de Boeddha de Meest Vooraanstaande in Liefdevolle Vriendelijkheid (Metta) genoemd. Vanwege de leraarspositie die ze vervulde en haar grote invloed noemde hij Khujjuttara de Meest Vooraanstaande met Uitgebreide Kennis.

Sanghamitta (282-203 v.Chr. )

Ze was de oudste dochter van keizer Ashoka en zijn vrouw Devi. Samen met haar broer Mahinda had Sanghamitta zich tot het boeddhisme bekeerd. Haar broer ging naar Sri Lanka om de leer van Boeddha te verspreiden op verzoek van de koning van het eiland. Maar niet alleen de mannen, ook de Lankaanse vrouwen wilden gewijd worden. Omdat hier een volledig gewijde non voor nodig was vertrok ook Sanghamitta naar Sri Lanka. Haar vader wilde haar eerst niet de gevaarlijke overtocht laten maken, maar omdat Sanghamitta onverzettelijk was in haar wens, stemde hij in.

Bodhi-boom in Sri Lanka (Foto: Eerwaarde Alupotha Dhammaratna & MediaJet)

Aangekomen in Sri Lanka wijdde ze honderden vrouwen, met koningin Anula als eerste. Hiermee is Sanghamitta de stichter van de nonnenorde in Sri Lanka.
Vanuit India had ze een jonge loot van de oorspronkelijke Bodhi-boom meegenomen. Deze boom leeft nog steeds en wordt jaarlijks geëerd tijdens de volle maan in december.

Prasannasilla ( leefde rond 300 na Chr.)

Prasannasilla (ook wel Prakashashila genoemd) was de moeder van Asanga en Vasubandhu. Haar wereldse naam was waarschijnlijk Virinci, maar ze is bekend geworden onder de naam die ze kreeg toen ze een boeddhistische non werd.  Ze leefde in Gandhara, een regio in het noordwesten van het huidige Pakistan. Deze regio was een handelskruispunt, waardoor het een grote culturele bloeiperiode doormaakte in het begin van onze jaartelling. Gandhara was ook een gebied waarlangs het boeddhisme zich vanuit India richting China verspreidde. Maar in de 4e eeuw nam deze bloeiperiode af.

Gandhara, 2e eeuw na Chr. (Foto: The Buddhist Heritage of Pakistan, Asia Society)

Volgens Tibetaanse verhalen herkende Prasannasilla dat ze in een tijd leefde waarin het boeddhisme achteruit ging. Vanuit haar verlangen bij te dragen aan de instandhouding ervan en ten behoeve van alle levende wezens gaf ze het celibaat op en kreeg twee zoons die ruime tijd na elkaar geboren werden. Dit waren de halfbroers Asanga en Vasubandhu. Zij behoren tot de meest invloedrijke personen in de geschiedenis van het Mahayana-boeddhisme en worden gezien als de stichter van de zogenaamde Yogacara-school.

Beeldje van boeddhistische non, Gandhara, 3e-4e eeuw na Chr. ( Archeologisch Museum, Milaan)

The Nun of Milan – Giovanni Verardi and Bhikkhuni Dhammadinna, 2024