Mythische vrouwelijke voorouders
Prajnaparamita
Prajnaparamita betekent wijsheid voorbij alle wijsheid, de dingen zien zoals ze werkelijk zijn. Het is de herkenning dat de dingen open zijn en geen eigen onafhankelijk bestaan hebben. Vanuit prajnaparamita wordt de werkelijkheid gezien zoals ze is, en tevens wat ik er vervolgens van maak met concepten en een verhaal eromheen.
Het begrip prajnaparamita wordt ook wel gepersonificeerd als een godin. Ze wordt de Moeder van alle Boeddha’s genoemd. Want vanuit prajnaparamita, het herkennen van ‘vorm is leegte, leegte is vorm’ worden volgens het Mahayana boeddhisme alle boeddha’s geboren.
- De moeder van de Boeddha’s, Lex Hixon, 1993
- The Heart Sutra, Red Pine, 2004
- The Heart Sutra – Terebess.hu
- Prajnaparamita mother buddhas – Tricycle.org
Maya
Zij is de moeder van Siddhartha, de latere Boeddha. Evenals haar oudere zus Pajapati was ze getrouwd met de leider van de Sakya-clan, Shuddodana. Zeven dagen na de geboorte van haar zoon overleed Maya, waarna ze overging naar de Hemel van de Drieëndertig Goden en Bodhisattva’s. De Boeddha bezocht zijn moeder daar gedurende drie maanden om haar te onderrichten over de Abhidhamma.
Het Maha-Maya soetra is aan haar gewijd. Daarnaast komt ze ook voor in het Avatamsaka soetra waar ze de 41e leraar is van de hoofdpersoon Sudhana in de rij van 52 leraren op zijn pelgrimstocht.
- The Heart Sutra, Red Pine, 2005
- https://en.wikipedia.org/wiki/Maya_(mother_of_the_Buddha)
- https://www.nichirenlibrary.org/en/dic/Content/M/78
Srimala
Koningin Srimala leefde ten tijde van de boeddha en was getrouwd met koning Yasomitra. Ze is de hoofdpersoon van het soetra ‘De Leeuwenschreeuw van koningin Srimala’, een van de eerste Mahayana soetra’s. Dit soetra beschrijft dat haar ouders – koning Prasenajit en koningin Mallika – Srimala een brief sturen waarin ze haar verzoeken de Dharma te bestuderen. Srimala mediteert op de boeddha. Vervolgens geeft ze in zijn aanwezigheid op uitmuntende wijze onderricht over het principe van tathagatagarbha: de inherente mogelijkheid tot ontwaken die alle levende wezens bezitten, inclusief vrouwen. De boeddha verklaart dat zij in de toekomst een boeddha wordt.
- Sutra of Queen Srimala of the Lion’s Roar, Diana Y. Paul, 2004
- The Lion’s Roar of Queen Śrimālā – Minnesota Zen Meditation Center
- Śrīmālādevī Siṃhanāda Sūtra – Encyclopedia of Buddhism
- The Sutra of Queen Simile’s Lion’s Roar – Terebess.hu
- Who was Queen Shrimala and Why is the Shrimaladevi Sutra important? – Buddha Within
Tara
Haar naam is afgeleid van het Sanskriet tri wat duidt op zwemmen, en in overdrachtelijke manier het zwemmen naar de overkant, verlichting te bereiken. Tara is degene die anderen helpt om naar de overkant te komen. Er zijn veel legendes over haar. Zo zou ze ontstaan zijn uit de tranen van Avalokiteshvara, de bodhisattva van mededogen. Heel lang geleden was Tara een prinses die ‘Maan van Wijsheid’ heette. De maan staat symbool voor de wijsheid van de nacht en zou wijzen op voor-boeddhistische culturen waarbij matriarchale en sjamanistische elementen een belangrijke rol spelen.
Volgens de legende bracht Maan van Wijsheid altijd offers aan de Boeddha en kreeg speciale instructies van hem over het opwekken van bodhicitta, grenzeloos mededogen. Een aantal monniken adviseerden haar om te bidden dat ze herboren zou worden als een man, zodat ze tot volledig ontwaken kon komen. Maar Maan van Wijsheid liet weten dat alleen zwakkelingen het vrouw-zijn als belemmering zien voor het bereiken van verlichting. Het vasthouden aan mannelijk en vrouwelijk is een illusie. Vervolgens verklaarde ze dat ze altijd herboren zal worden in een vrouwelijk gedaante om anderen te helpen, totdat samsara er niet meer is, totdat alle leed en onwetendheid uitgeblust zijn.
- Tara – Wikipedia
Ratnavati
Soms wordt ze ook wel Ratnadatta genoemd. Haar naam betekent Juweel van Brokaat en ze was de dochter van de drakenkoning, leider van de Naga’s. Naga’s zijn bovennatuurlijke wezens met gedeeltelijk menselijke en gedeeltelijk slangachtige kenmerken. Hun rijk met paleizen en prachtige juwelen bevindt zich onder water. Naga’s worden gezien als schatbewaarders, en worden geëerd om hun wijsheid en kracht. Volgens de boeddhistische legende werden de Prajnaparamita teksten vele eeuwen lang bewaard door de naga’s.
Ratnavati komt voor in de Sagaranagaraja soetra, het soetra van de Drakenkoning van de Oceaan. Hierin wordt verteld hoe de Boeddha samen met een aantal leerlingen bij de Naga’s is om hen te onderrichten. De hele gemeenschap is toegestroomd om naar de woorden van de Boeddha te luisteren. Op een gegeven moment heeft Ratnavati een discussie met Mahakashyapa, een van Boeddha’s leerlingen, die beweert dat zij niet tot ontwaken kan komen omdat ze een vrouw is. De jonge vrouw laat hem echter weten dat het boeddhaschap aanwezig is bij iedereen met een lichaam en geest gericht op ontwaken. Ze legt hem uit dat zijn denken over mannen en vrouwen niets van doen heeft met verlichting. De Boeddha bevestigt haar, en prijst haar heldere inzicht.
- Nāga – Wikipedia
Prabhuta
Prabhuta is de dertiende van de tweeënvijftig leraren in het Avatamsaka Soetra waar de pelgrim Sudhana langs gaat om een antwoord te krijgen op zijn vraag ‘wat is verlichting?’. Ze is een intelligente jonge vrouw die zeer toegewijd is aan de dharma. Het soetra beschrijft haar als een persoon met een stralende schoonheid die grote beheersing heeft over haar geest en door iedereen gezien wordt als een leraar. Wonend middenin de stad in een prachtig huis met 10.000 vrouwelijke metgezellen deelt ze eindeloos heerlijk voedsel, lekkere drankjes, kleding, geurige bloemen en prachtige juwelen uit afgestemd op de mensen en talloze andere wezens die toestromen. Alleen al de geur die van Prabhuta en de andere vrouwen afstraalt, bevrijdt ieder van kwaadaardigheid, jaloersheid, depressieve gevoelens en stress. Het vat waaruit ze iedereen van haar gaven voorziet is onuitputtelijk. Kenmerkend is haar ongelofelijke gulheid.
- Gandavyuha Sutra – Tibetan Buddhist Encyclopedia
Sinha Vijurmbhita
Sinhavijurmbhita betekent Uitgestrekt Liggende Leeuw en symboliseert haar onvermoeibaarheid in het onderrichten van toewijding en bevrijding. Ze komt voor in het Avatamsaka Soetra als een van de leraren waar de pelgrim Sudhana langs gaat met zijn vraag ‘wat is verlichting?’. Sinhavijurmbhita was een non die in de stad Kalingavana woonde. Sudhanana gaat bij haar langs om de beoefening van de bodhisattva te leren. In het park ziet hij talloze schitterende bomen met daaronder een leeuwenzetel. Op al deze zetels zit Sinhavijurmbhita, kalm, onbevreesd als een leeuw en onwrikbaar als een berg. Onder iedere boom zit een ander gezelschap met verschillende wezens zoals godinnen, goden, vogels, en bodhisattva’s en al deze groepen onderricht ze op een eigen, passende manier om hen tot ontwaken te brengen. Als Sudhana haar vraagt hem de beoefening van een bodhisattva te leren, zegt ze dat het gaat over het verwijderen van alle versluierende voorstellingen. Ontwaken is aanwezigheid die overal in doordringt zonder ook maar iets tot concept te maken.
- Gandavyuha Sutra – Tibetan Buddhist Encyclopedia
Indiase vrouwelijke voorouders
Mahapajapati (5e eeuw voor Chr.)
Pajapati (Sanskriet: Prajapati) en haar jongere zus Maya waren beiden getrouwd met Suddhodana de leider van de Sakya-clan. Toen Maya een paar dagen na de bevalling van haar zoon Siddhartha overleed, nam Pajapati de baby onder haar hoede en voedde het op als haar eigen kind naast haar andere kinderen. Nadat Siddhartha tot ontwaken was gekomen en vertelde over wat hij had ontdekt, waren veel mannen uit de clan vertrokken en sloten zich aan bij Siddhartha, die nu de Boeddha was. Ook door een lokale strijd waren er mannen weggerukt uit de gemeenschap. Veel vrouwen kampten met een verlies aan identiteit en bescherming zonder mannelijke familieleden, en er was groot verdriet en lijden. Ook Suddhodana, de leider van de gemeenschap en echtgenoot van Pajapati, was overleden. Pajapati zelf was inmiddels rond de zestig. Ze werd gezien als een wijze persoon binnen de gemeenschap en veel vrouwen kwamen bij haar om raad. Omdat Pajapati het onderricht van haar zoon had gehoord, herkende zij hierin het inzicht dat velen zou kunnen helpen. Daarom vroeg ze de Boeddha tot driemaal toe om ook vrouwen toe te laten in zijn monastieke groep. Maar de Boeddha weigerde. Pajapati was in tranen. Korte tijd later schoor ze haar hoofd kaal, verruilde haar prachtige gewaden voor een eenvoudig kleed en trok met vijfhonderd andere vrouwen naar de plaats waar de Boeddha op dat moment verbleef. Het was zo’n 225 kilometer weg, een lange voettocht door onherbergzaam gebied en zonder mannelijke bescherming. Aangekomen vroeg Pajapati aan Ananda, de persoonlijk assistent, om de Boeddha te vragen of ze samen met de groep vrouwen toe mocht treden. Pas nadat Ananda het ook drie maal had gevraagd en gepleit had voor toestemming, gaf de Boeddha zijn goedkeuring. Wel stelde hij extra regels in voor vrouwen. Pajapati werd de stichter en leider van de eerste boeddhistische gemeenschap van vrouwen. Als eerbetoon werd ze Maha-Pajapati genoemd, de grote Pajapati.
- Mahapajapati – Zen.nl
- Gautama de Boeddha – Dharma Lotus
- Śuddhodana – Wikipedia
Khema (5e eeuw voor Chr.)
Khema was de belangrijkste partner van koning Bimbasara, en vol van haar eigen schoonheid. Met een smoes regelde de koning dat Khema de Boeddha zou ontmoeten. Tijdens het gesprek met de Boeddha zag Khema in een visioen een prachtig meisje dat stap voor stap verouderde en uiteindelijk een lijk was. Door dit visioen ontwaakte ze in één klap, ondanks dat ze een lekenvrouw was! Vervolgens liet Khema zich wijden tot non. Haar inzicht en grote wijsheid werden duidelijk in de antwoorden die ze koning Prasenajit (in Pali: Pasenadi ) gaf op zijn vragen. Prasenajit kreeg namelijk precies dezelfde antwoorden toen hij de Boeddha zijn vragen voorlegde. De Boeddha noemde Khema de Meest Vooraanstaande in Grote Wijsheid binnen de gemeenschap van vrouwen-sangha.
Samen met de non Uppalavanna deed ze de organisatie van de gemeenschap van de nonnen.
Sundari-Nanda (5e eeuw voor Chr.)
Ze was de jongere halfzus van de Boeddha en erg trots op haar mooie uiterlijk waar ze om geroemd werd. Nadat haar moeder Mahapajapati de nonnenorde had gesticht, sloot ze zich daarbij aan. Dit was in eerste instantie omdat haar vader Suddhodana, de leider van de Sakya-clan, overleden was en omdat al haar verwanten zich bij de Boeddha’s gemeenschap aangesloten hadden. In een persoonlijk onderricht met de Boeddha hield hij zijn halfzus een spiegel voor waarin ze haar perfecte vrouwenlichaam zag. Maar toen ze beter keek zag ze de schoonheid vergaan en het lichaam vervallen. Sundari-Nanda kreeg een diep inzicht in de tijdelijkheid van alle verschijnselen. Uiteindelijk werd ze door de Boeddha geroemd als de Meest Vooraanstaande Non in de beoefening van Jnana – kennis, direct weten.
- Buddhas sister Sundari Nanda – Wisdom Quarterly
Patacara (5e eeuw voor Chr.)
Patacara was de dochter van een rijke koopman. Ze gaf haar luxe leventje op om met een eenvoudige man te trouwen en verliet haar ouderlijk huis. Op een dag verloor ze zowel haar man als haar twee kinderen. Toen ze terugkeerde naar haar geboortedorp, hoorde ze dat haar ouders en broer omgekomen waren. Ze werd gek van verdriet en zwierf rond, vrijwel zonder kleren en door iedereen gemeden. Tijdens dit ronddolen stuitte ze op een dag op de Boeddha. Patacara hoorde zijn onderricht en toen de Boeddha het woord tot haar richtte, kwam ze bij zinnen. Ze besloot zijn leerling te worden, en verkreeg groot inzicht. Patacara werd een belangrijke leraar en had veel volgelingen. De Boeddha sprak over haar als de Meest Vooraanstaande Non in de Vinaya, de gedragsregels.
Bhadda Kundalakesa (5e eeuw voor Chr.)
Bhadda groeide op in een welgestelde familie. Ze was intelligent en stelde altijd vragen. Echter, ze had ook een koppig karakter en weigerde te trouwen. Maar vervolgens werd ze hals-over-kop verliefd op een dief die omgebracht zou worden. Bhadda stond erop dat hij haar echtgenoot zou worden. Nadat ze getrouwd waren, wilde de man haar doden vanwege haar kostbaarheden. Bhadda wist hem in het ravijn te duwen. Ze had hier veel berouw over en werd een rondtrekkende janaïstisch ascete. Vanuit haar ontevredenheid en haar drang om het leven te doorgronden ging ze altijd met iedereen het debat aan. Ze won ieder gesprek, maar dit gaf haar geen vervulling. Na tientallen jaren op deze manier geleefd te hebben kwam ze op haar 70e Shariputra tegen. Hij stelde haar een vraag over de Ene. Voor het eerst in haar leven wist ze geen antwoord te geven. Bhadda was sprakeloos.
Ze ging met Shariputra mee om de Boeddha te ontmoeten. De Boeddha zei slechts: “Een zin die vrede brengt is beter dan duizend woorden.” Hierdoor ontwaakte ze en was vrij. De Boeddha noemde Bhadda de Meest Vooraanstaande in Snel Inzicht.
- The nun with curly hair Bhadda Kundalakesa – Medium.com
- Bhadda Kundalakesa – Wikipedia
Kisagotami (5e eeuw voor Chr.)
Kisagotami was een nicht van de Boeddha. Haar tak van de familie was arm. Ze trouwde met een man uit een rijk milieu, maar werd slecht behandeld door haar schoonfamilie. Pas toen ze een zoon baarde, veranderde dit. Kisagotami was gelukkig met haar rol en status als moeder. Haar geluk keerde, want het kind stierf al jong. Kisagotami was radeloos en kon het niet geloven. Ze droeg het dode kind langs de deuren op zoek naar een medicijn om het tot leven te wekken. De Boeddha vertelde dat hij dat medicijn zou geven als zij een mosterdzaadje zou brengen uit een huis waar nog niemand gestorven was. Mosterdzaad werd veel gebruikt in die tijd, dus Kisagotami ging vol goede moed bij iedereen langs. Het mosterdzaad was geen probleem, maar overal kreeg ze te horen dat er wel iemand overleden was, soms zelfs meerdere mensen. Na vele huizen afgegaan te zijn, realiseerde Kisagotami zich dat de dood bij alle levende wezens speelt, en herkende ze de vergankelijkheid van het lichaam, van status, van een zelf. Ze vond innerlijke rust en liet zich wijden tot non. De boeddha roemde haar om haar soberheid.
Dhamma (5e eeuw voor Chr.)
Dhamma was getrouwd, maar toen ze de Boeddha hoorde spreken, wilde ze zich bij hem aansluiten en non worden. Haar echtgenoot gaf echter geen toestemming. Daarom wachtte ze zonder klagen tot hij uiteindelijk stierf. Als oude, gebrekkige vrouw liet ze zich alsnog wijden. Op een dag toen ze terugkwam van haar bedelronde, moe en uitgeput, struikelde ze en viel languit op de grond. “Plotseling viel ik, en zag ik de tijdelijkheid van dit lichaam in alle helderheid. Eindelijk vrij!” Zo omschrijft ze het in het gedicht dat overgeleverd is.
Ze werd geroemd als de Meest Vooraanstaande in het houden van de Vorm.
Uppalavanna (5e eeuw voor Chr.)
Uppalavana was een knappe jonge vrouw en veel mannen vroegen om haar hand. Haar vader vreesde echter dat hij ruzie zou krijgen met de belangrijke families, omdat hij Uppalavanna maar aan één iemand uit kon huwelijken. Daarom vroeg hij haar om non te worden. Dit deed ze van harte, want ze was graag alleen en had een contemplatieve aard. Door het onderricht van de Boeddha kwam ze binnen korte tijd tot grote realisatie. Ze woonde vaak op zichzelf in het bos, maar werd daar verkracht door een man. Dit leidde ertoe dat de Boeddha meer regels opstelde voor vrouwen waardoor nonnen niet meer alleen mochten wonen, maar ook verdere beperkingen kregen zoals niet alleen het dorp in mogen en niet meer alleen mogen reizen.
Uppalavanna had magische krachten, die de Boeddha ook erkende want hij noemde haar de Meest Vooraanstaande Non in Bovennatuurlijke Krachten. Ze werd door de Boeddha aangesteld als hoofdnon – evenals Khema – om de nonnen-sangha te besturen.
Yasodhara (5e eeuw voor Chr.)
Haar naam betekent Drager van Lof. Ze was de vrouw van Siddhartha (naast waarschijnlijk andere vrouwen). Er zijn diverse verhalen over haar. Vaak wordt gezegd dat ze de dochter was van Amita, de zus van Siddhartha’s vader en van koning Suppabuddha. Yasodhara en Siddhartha trouwden met elkaar toen ze beiden 16 waren. Toen ze 29 waren, kregen ze een zoon. In sommige verhalen wordt verteld dat de latere Boeddha van huis ging toen hun zoon een baby was. Andere verhalen zeggen dat Yasodhara gedurende de zes jaar dat Siddhartha weg was zwanger was van hun kind, een vergelijkbaar traject aflegde als haar man wat betreft soberheid en afzondering, en dat ze beviel op het moment dat Siddhartha verlichting bereikte.
Toen de nonnenorde binnen de Boeddha’s gemeenschap gesticht was, trad Yasodhara ook toe. Ze werd een belangrijke oudste bij de vrouwen en een groot leraar voor velen van hen.
- Yasodhara – Bhikkuni.net
Soma (5e eeuw voor Chr.)
Soma was de dochter van de hogepriester van koning Bimbisara. Ze had zich al vroeg in haar leven gewijd aan de leer van de Boeddha en bracht vele jaren door als lekenondersteuner voordat ze uiteindelijk non werd. Al snel nadat ze bij de orde kwam, ontwaakte ze. Soma is bekend geworden vanwege haar ontmoeting met Mara, de boze. Hij wil haar aan het wankelen brengen en zegt dat vrouwen onvoldoende wijsheid hebben om te ontwaken. Maar Soma wijst hem er kalm op dat er geen opdeling is in man of vrouw als het hart tot bevrijding bereid is. Mara druipt af, omdat hij ziet dat hij geen vat op haar heeft
Sakula (5e eeuw voor Chr.)
Ze woonde in Savatthi waar een boeddhistisch klooster stond en werd lekendiscipel. Maar toen ze een monnik had horen spreken over het onderricht van de Boeddha werd ze diep geraakt en besloot non te worden. Ze kon zien hoe in al haar vorige levens de bevangenheid haar had geleid. In haar huidige leven kwam ze tot groot inzicht en was vrij. De Boeddha noemde haar de Meest Vooraanstaande in het Goddelijk Oog, omdat ze het vermogen had om in alle werelden te kijken.
Bhadda Kapilani (5e eeuw voor Chr.)
Bhadda werd geboren in een zeer rijke brahmaanse familie in de stad Sagala, gelegen in de huidige Punjab in Pakistan. Haar vader heette Kapila en haar moeder Sucimati. Bhadda was ongelofelijk mooi, maar maakte van jongs af aan duidelijk dat ze niet wilde trouwen. Haar ouders luisterden echter niet naar haar en Bhadda moest trouwen. Het bleek dat haar echtgenoot Pippali ook niet had willen trouwen en samen besloten ze om celibatair te blijven in het huwelijk. Ze beseften dat hun rijkdom gestoeld was op het doden van levende wezens zoals insecten en wormen bij de bewerking van hun landerijen. Daarom schoren ze elkaars hoofd kaal, trokken eenvoudige kleding aan en lieten alles achter. Bhadda trok jarenlang rond tot ze op de groep van nonnen stuitte die geleid werd door Mahaprajapati en onderdeel was van de Boeddha’s gemeenschap. Ze sloot zich aan en liet zich wijden tot non. In de gemeenschap ontmoette ze ook haar vroegere echtgenoot die na het verlaten van hun huis leerling van de Boeddha was geworden. Hij had de boeddhistische naam Kashapa gekregen. In de zen traditie wordt hij gezien als de opvolger van de Boeddha en wordt daarom Mahakashapa genoemd.
Bhadda bleek over grote visionaire vermogens te beschikken. Ze kon haar eigen vorige levens zien, maar ook de vroegere levens van anderen waardoor ze als wijze non andere vrouwen goed en passend kon begeleiden. De Boeddha noemde haar Meest Vooraanstaand in het Herinneren van Vorige Levens.
- Bhadda Kapilani – Dakini Translations
Singalaka mata (5e eeuw voor Chr.)
Nadat Singalaka mata één keer een onderricht van de Boeddha had gehoord verkreeg ze gelijk groot inzicht en besloot om non te worden. De Boeddha verklaarde dat ze de Meest Vooraanstaande in Geloof was onder de nonnen.
Samavati (5e eeuw voor Chr.)
Samavati groeide op in een doorsnee gezin. Ze verloor haar beide ouders, maar werd door gelukkige omstandigheden uiteindelijk de echtgenote van koning Udena. Van haar bediende hoorde Samavati over het onderricht van de Boeddha. Samavati en haar gezelschapsdames mochten het paleis niet uit, en daarom herhaalde de bediende iedere keer voor hen wat de Boeddha onderwezen had. Samavati werd een toegewijde leerling van de Boeddha die haar de Meest Vooraanstaande in Liefdevolle Vriendelijkheid noemde. Een andere echtgenote van de koning was echter erg jaloers op Samavati en stak het vrouwenverblijf in brand. Samavati en haar dames verbrandden levend maar bleven tot het einde toe mediteren en compassie uitstralen.
- Famous female disciple buddha samavati – International Buddhist College
Sanghamitta (282-203 v.Chr. )
Ze was de oudste dochter van keizer Ashoka en zijn vrouw Devi . Samen met haar broer Mahinda had Sanghamitta zich tot het boeddhisme bekeerd. Haar broer ging naar Sri Lanka om de leer van Boeddha te verspreiden op verzoek van de koning van het eiland. Maar niet alleen de mannen, ook de Lankaanse vrouwen wilden gewijd worden. Omdat hier een volledig gewijde non voor nodig was vertrok ook Sanghamitta naar Sri Lanka. Ze wijdde honderden vrouwen, met koningin Anula als eerste. Hiermee is Sanghamitta de stichter van de nonnenorde in Sri Lanka.
Vanuit India had ze een jonge boom van de oorspronkelijke Bodhi-boom meegenomen. Deze boom leeft nog steeds en wordt jaarlijks geëerd tijdens de volle maan in december.
- Sanghamitta – Wikipedia
Prasannasilla ( leefde rond 300 na Chr.)
Prasannasilla (ook wel Prakashashila genoemd) was een boeddhistische non en de moeder van Asanga en Vasubandha. Volgens Tibetaanse verhalen herkende ze dat ze in een tijd leefde waarin het boeddhisme achteruit ging. Vanuit haar verlangen bij te dragen aan de instandhouding ervan en ten behoeve van alle levende wezens gaf ze het celibaat op en kreeg twee zoons die ruime tijd na elkaar geboren werden. Dit waren de halfbroers Asanga en Vasubandhu. Zij behoren tot de meest invloedrijke personen in de geschiedenis van het Mahayana-boeddhisme en worden gezien als de stichter van de zogenaamde Yogacara-school.
Chinese vrouwelijke voorouders
Jingjian (ca. 292-361)
Zhu Jingjian wordt gezien als de eerste boeddhistische non in China. Bij haar geboorte kreeg ze de naam Zhong Lingyi. Ze woonde aan het oostelijke begin van de zijderoute. Rond 200 na Chr was hier reeds een redelijke boeddhistische gemeenschap ontstaan. Ze kreeg les in kalligrafie, schilderen, schaak en het bespelen van de luit. Ze trouwde als jong meisje en ging in Luoyang wonen. Haar man overleed al snel. Hierdoor was ze gedwongen om in haar eigen onderhoud te voorzien, wat ze deed door les te geven in de vaardigheden waarin ze zelf was onderwezen. Haar interesse in het boeddhisme werd verder aangewakkerd, en na lang zoeken vond ze een monnik, genaamd Fashi, die haar onderricht wilde geven. Thuis bestudeerde ze ook de soetra’s die ze van hem leende. Ze verkreeg groot inzicht in de boeddhistische leer en rond haar 30e jaar wilde ze non worden. De boeddhistische leefregels voor nonnen waren in die tijd echter nog niet bekend in China. Daarom gaf hij haar de tien leefregels voor monniken. Ze stichtte een eigen klooster voor vrouwen in Luoyang: het Zhulin klooster – het Bamboe Bos klooster – en creëerde zo een weg voor vrouwen om te beoefenen. Bij gebrek aan een officiële vrouwelijke leraar gaf ze door wat ze zelf had ontvangen aan haar mede-nonnen. Er werd verteld dat ze dit beter deed dan menig gewijde monnik.
- Jingjian Zhu
- https://www.patheos.com/blogs/thereligioushistorynerd/2023/03/the-first-japanese-buddhist-nuns-a-contentious-story/
- Biographical Dictionary of Chinese Women: Antiquity Through Sui, 1600 B.C.E. – 618 C.E, Lily Xiao Hong Lee and A. D. Stefanowska, 2007
- Zie ook: https://www.google.nl/books/edition/Biographical_Dictionary_of_Chinese_Women/0oCsBwAAQBAJ?hl=nl&gbpv=1&dq=Jingjian&pg=PA392&printsec=frontcover
Zongji (ca. 504-575)
Zij was waarschijnlijk de dochter van keizer Wu. Er is weinig over haar bekend, maar wel is duidelijk dat ze leerling werd van Bodhidharma in het Shaolin-klooster. Ze werd een van zijn vier opvolgers, Dit wordt beschreven in het verhaal waarin Bodhidharma hen ondervraagt over hun inzicht in de Dharma. Op Zongji’s antwoord reageerde hij met de uitspraak: je hebt mijn vlees. De andere drie ontvingen zijn huid, zijn botten en zijn merg. Hoewel de zen-lijn verder gelopen is via Huike die ‘het merg’ kreeg, noemt zenmeester Dogen hen expliciet als vier gelijkwaardige opvolgers.
Lingzhao (762-808)
Ze was de dochter van de bekende lekenbeoefenaar P’ang Yun die een boek heeft geschreven met verhalen vol humor over het gezin en over zijn gesprekken met zenmeesters. Lingzhao groeide op in Hengzhou, het huidige Hengyang, in het midden van zuidoost China. Haar vader was een koopman die onder meer in zijden kleding handelde. Haar moeder verrichtte werk op het land, en in en om het huis. Beiden wijdden zij zich aan het beoefenen van chán – het latere zen in Japan – in het dagelijks leven. Lingzhao had ook een oudere broer.
Haar naam betekent Stralende Geest. Ze was intelligent en bleek een uitstekend vermogen te hebben in het doorgronden en verwoorden van spirituele zaken. Toen Lingzhao 18 jaar was, gaf haar vader hun huis en alle bezittingen weg en leefde het gezin zonder vaste verblijfplaats. Hij was vaak langere tijd van huis om kloosters en zenmeesters te bezoeken. Op haar 28e stond Lingzhao er op om met hem mee te gaan. Zo trekken ze jarenlang rond en voorzien in hun onderhoud onder meer door het maken van gevlochten huisraad, gemaakt van bamboe en gras. Haar vader debatteerde niet alleen met vele zenleraren, maar ook met Lingzhao waarbij zij altijd een zeer directe en passende uitdrukking van de Dharma weet te geven. Toen Lingzhao 46 jaar was koos ze zonder angst haar dood in een bijzondere, bijna speelse zen dialoog met haar vader. Als hij ziet dat ze overleden is reageert hij rustig: “Mijn dochter is me weer eens een keer te vlug af geweest”.
- The Recorded Sayings of Layman P’ang, Ruth Fuller Sasaki, 1971
- The recorded sayings of Layman P’ang
- The Recorded Sayings of Layman P’ang
Ling Xingpo (leefde in de 8e eeuw)
Ling Xinpo had een helder inzicht in de Dharma, wat bleek uit de gesprekken die ze voerde. Toen ze nog jong was en nog maar net in het klooster zat, bezocht ze zenleraar Fubei, opvolger van Mazu. Ze vroeg Fubei hoe hij onderricht kon geven als het ware woord niet gesproken kan worden, hoezeer je dat ook probeert. Hij kon hier niet echt een goed antwoord op geven.
Later werd ze geroemd door de bekende zenmeester Zhaozhou waar ze gedichten mee uitwisselde.
Ling Xingpo wordt genoemd in De Collectie van Transmissie van het Licht (ca. 1004) bij de geschiedenis van Fubei.
Moshan Liaoran (leefde in de 9e eeuw)
Er is weinig tot niets bekend over het leven Moshan Liaoran voordat ze een non werd. Ze kreeg transmissie van Gaoan Dayu, nazaat van zenmeester Mazu, en had haar eigen klooster op een berg. Op een dag bezocht de monnik Guanzhi Zhixian haar klooster. Hij was op pelgrimstocht nadat hij in de leer was geweest bij zen meester Linji. Guanzhi is vol achterdocht over Moshan, omdat ze een vrouwelijke zenmeester is. Maar na het eerste onderhoud wordt hij haar leerling en later haar dharma opvolger. Aan het einde van zijn leven zegt hij over zijn onderricht: “Ik heb een halve lepel gekregen van papa Linji en een halve lepel van mama Moshan, dus het is een volle lepel. Sindsdien – nadat ik het volledig heb verteerd – ben ik heel tevreden”.
Moshan Liaoran is de eerste vrouwelijke Dharma-erfgenaam in de Chan-transmissielijn. In De Collectie van Transmissie van het Licht (ca. 1004) heeft ze als enige vrouw een eigen hoofdstuk.
Door Dogen wordt ze in de 13e eeuw geroemd als hij onderstreept dat monniken onderricht moeten aannemen van goede zenmeesters, of diegene nu man of vrouw is.
Liu Tiemo, “Iron Grinder Liu” (ca. 780-859)
Liu Tiemo (ca. 780-859) werd geboren in een boerenfamilie in het noorden van centraal China. Ze was een eenvoudig meisje met een klein, stevig postuur dat haar vader hielp bij het werken op het land van een rijke boer. Het gezin was arm en er was weinig te eten. Daarom vertrok Liu al jong en zwierf rond. Op een keer vroeg ze de abt van een klooster om gewijd te worden. Ze richtte zich op studie en meditatie en werkte hard. Uiteindelijk werd ze een leerling van zenmeester Guishan die haar tot één van zijn dharma opvolgers benoemde. De grote Japanse zenmeester Hakuin zegt later over hen dat ze twee meesters waren, volledig open. De bijnaam van Liu Tiemo was Iron Grinder, de molen die ijzer maalt in plaats van tarwe of rijst. Ze kreeg deze bijnaam omdat ze een gevreesd zenleraar was, scherp van geest, iedere illusie vermalend en die ieder dharma-debat won van welke monnik dan ook. Ze staat in de koan-collectie Het Boek van Gelijkmoedigheid (nummer 60) en in De Verzameling van de Blauwe Rots (nummer 24).
- Iron grinder Liu – Sparkzen
- The Blue Cliff record case 24: Liu Tiemo
- https://www.lionsroar.com/a-woman-of-zen/
Miaoxin (840-895)
De naam Miaoxin betekent ‘Wonderbaarlijk Geloof’. Er is weinig over haar bekend. Haar bijnaam was Huaizi, “kind van de Huai-rivier”. Dit is een rivier van meer dan 1000 km lang. Waarschijnlijk werd Miaoxin ergens aan de oevers van deze rivier geboren. Ze werd leerling van zenmeester Yangshan Huiji. Yangshan was de dharma-broer van de vrouwelijke zenmeester Liu Tiemo ‘Iron Grindstone’. Dit bevorderde misschien dat Yangshan vrouwen als leerling aannam. Hij waardeerde Miaoxin in elk geval in hoge mate en maakte haar hoofd van wereldlijke zaken voor zijn klooster. Net als Liu was Miaoxin een stevige persoon in het dharma-debat. Zo kwamen op een dag zeventien monniken voor dharma-onderhoud naar het klooster. Miaoxin hoorde ze vooraf discussiëren over de betekenis van een verhaal over de zesde Patriarch Huineng. Ze wees hen terecht met één opmerking. Dit gaf de monniken zo’n groot inzicht dat ze niet meer naar Yangshan gingen maar het klooster verlieten.
De Japanse zenmeester Dogen (13e eeuw) noemt haar als een voorbeeld bij het terechtwijzen van monniken in hun afwijzing om van vrouwelijke leraren onderricht te ontvangen.
- Dogen’s Raihaitokuzui and Women Teachers in Sung Chang
- Miaoxin, Woman Master of Flag, Wind and Mind – Tibetan Encyclopedia of Buddhism
Shiji (leefde in de 9e eeuw)
Haar naam betekent ‘ware realiteit’. Er is eigenlijk niets over haar persoonlijke leven bekend. Ze leefde in een tijd waarin het boeddhisme sterk vervolgd werd. Meer dan 40.000 tempels werden vernietigd en honderdduizenden monniken en nonnen vluchtten of verlieten het monastieke leven. Shiji heeft een belangrijke rol gespeeld in het ontwaken van zenmeester Gutei (Jinhua Juzhi). De gebeurtenis wordt beschreven in de koan-collectie De Verzameling van de Blauwe Rots, kwestie 19. In het verhaal komt Shiji onverwachts langs bij Gutei, die gevlucht was naar een kluizenaarshut in de bergen. Ze zet haar hoed niet af – wat eigenlijk heel onbeleefd was – en vertelt hem dat alleen te doen als hij hier en nu iets kan zeggen. Gutei is echter sprakeloos. Shiji loopt om hem heen, stampt met haar staf op de grond, herhaalt haar vraag nog twee keer, maar Gutei weet niets te zeggen. Shiji vertrekt en Gutei beseft dat hij ondanks zijn status als soetra-meester niet het ware inzicht heeft en gaat op zoek naar onderricht.
- https://www.patheos.com/blogs/monkeymind/2018/12/guteis-finger-nyogen-senzakis-zen-commentary-on-case-3-of-the-gateless-gate.htm
- Further biographies of nuns – Annlaug Tho (Master Thesis, Oslo)
Juhan (Jishou) Daoren (leefde in de 11e eeuw)
Er is vrijwel niets over haar bekend. Ze was een dharma-opvolger van Yuanwu Keqin (1063–1135), een zenmeester die de koan-collectie De Verzameling van de Blauwe Rots samenstelde. Voor haar ontwaken gebruikte hij een koan met daarin “It’s not mind, it’s not Buddha, it’s not a thing. What is it?”. Dahui, de dharma-broer van Juhan, gebruikte later uitsluitend deze zin bij zijn eigen vrouwelijke leerling Miaodao.
Daoshen (leefde rond het jaar 1000)
Over Daoshen is slechts zeer summiere informatie bekend. Ze was een dharma-opvolger van Furong Daokai, die leefde van 1043-1118. Furong was een zenmeester die de Soto-lijn weer deed herleven in China. Daoshen had twee mannelijke dharma-opvolgers.
Huiguang (leefde rond 1100-1200)
Er is niet veel bekend over de afkomst van Huiguang. Ze was een dharma-opvolger van Kumu Facheng. Kumu was een dharma-broer van de vrouwelijke zenmeester Daoshen. Na haar overdracht werd Huiguang abdis van Dongjing Miaohui, een groot en belangrijk klooster in Kaifeng. Ze werd ook wel Grote Meester Jingzhi genoemd. In een voordracht vertelde ze over de koan ‘De oude vrouw van de berg Wutei’ waarin een oude vrouw de weg wijst aan de bekende zenmeester Zhaozhou. Met het vertellen van deze koan betuigde ze haar respect voor deze naamloze oude vrouw. Het verhaal staat in de koan-collecties De Poortloze Poort (kwestie 31) en Het Boek van Gelijkmoedigheid (kwestie 10). Huiguang stond bekend om haar welsprekendheid en uitgebreide kennis. Ze sprak voor gemengde groepen van nonnen en monniken, en onderrichtte tevens de keizer van China.
Haar voordrachten zijn opgenomen in de Jiatai Pudeng Lu – The Comprehensive Record of the Transmission of the Lamp, ca. 1204.
Huiwen (leefde rond 1100)
Huiwen was dharma-opvolger van Foyan Qungyuan. Ze werd benoemd om onderricht te geven in het Jingju klooster van Wenshou en gaf vanuit keizerlijk besluit openbare lezingen. Haar onderricht is opgenomen in twee collecties, de Liandeng Huiyao (1183) en de Wudeng Huiyao (13e eeuw).
Fadeng (leefde rond 1100)
Zij was een dharma-opvolger van de vrouwelijke zenmeester Huiwen en werd ook wel genoemd Grote Meester Wuxiang. Evenals haar meester Huiwen onderrichtte Fadeng in het Jingju klooster van Wenshou. Haar geschiedenis en onderricht staan in de Jiatai Pudeng Lu – The Comprehensive Record of the Transmission of the Lamp, ca. 1204.
Yu Daopo (ca. 1100-1160)
Yu Daopo was getrouwd. Ze had zenmeester Langye Yongqi horen spreken over ‘de ware persoon zonder rang’. Dit hield haar erg bezig. Toen ze korte tijd later samen met haar man naar de plaatselijke tempel liep met een schaal gebakjes ontwaakte ze bij het horen van een bedelaar die “Geluk in het Het Land van de Lotus” zong. Ze gooide de schaal op de grond. Haar man werd kwaad, maar ze gaf hem een draai om zijn oren met de woorden: “Hier ga jij niet over!”
Ze werd de dharma-opvolger van Langye, en was de enige leerling die hij transmissie gaf. Yu Daopo weigerde echter om gewijd te worden. Ze bleef gewoon bij haar echtgenoot en begon een banketbakkerswinkel. Als de klant een monnik was ging ze het dharma-debat aan en onderrichtte hem op haar eigen directe manier. Ze was bevriend met zenmeester Yuanwu Keqin – degene die de bekende koan-collectie De Verzameling van de Blauwe Rots samenstelde. Ook met hem debatteerde ze zonder schroom en tot veel plezier van hen beiden.
Miaodao (1090-1163)
Miaodao werd geboren in een invloedrijke en politiek succesvolle familie die in Noord-China woonde. Als kind zocht ze vaak de stilte op om te contempleren. Haar vader wilde niet dat ze non werd, maar toen ze dit nog steeds wilde op haar 20e, stemde hij toe. Ze trok rond, studeerde bij verschillende leraren, maar was het grootste deel van de tijd alleen. Er brak een heftige tijd aan met oorlog en strijd waarbij de noordelijke Song-dynastie ten val kwam en Miaodao kreeg het bericht dat haar hele familie gedood was.
Op haar 44e hoorde ze zenmeester Dahui Zonggao spreken en werd zijn leerling. Tot dan toe had ze voornamelijk ‘silent illumination’ beoefend, een vorm van zen die het zitten centraal stelde. Dahui was van de rinzai-lijn binnen zen en werkte bij haar met hua-t’ou, slechts één zin: ‘Het is niet de geest, het is geen Boeddha, het is geen ding; wat is het?’. Zijn eigen leermeester had deze koan ook gebruikt bij de vrouwelijke leerling Juhan Jishou Daoren. Miaodao is de eerste persoon die door middel van hua-t’ou tot ontwaken komt. Tot op de dag van vandaag wordt deze werkwijze gebruikt.
Ze was de eerste dharma-opvolger van Dahui. Echter, ze is niet opgenomen in zijn officiële bloedlijn. Het verhaal en onderricht van Miaodao zijn wel opgenomen in de officiële stambomen van chán (Chinese zen), de Liandeng Huiyao uit 1183 en de Jiatai Pudeng Lu – The Comprehensive Record of the Transmission of the Lamp, ca. 1204. In een van haar voordrachten zegt Miaodao “Ieder mens is compleet in alle aspecten en ieder ding is volmaakt. Datgene wat compleet en volmaakt is, bedekt de hele aarde en reikt tot aan de hemel. Ogen staan horizontaal en neuzen verticaal”. Deze laatste zin is bekend geworden door de Japanse zenmeester Dogen, maar honderd jaar voor hem gebruikte Miaodao deze uitdrukking dus al.
Zhidong / Kongshi Daoren (Weiju) (1050- 1124)
Zhidong werd geboren in een ontwikkelde, geletterde familie en kreeg goede scholing. Ze was getrouwd met de kleinzoon van de premier, maar hield dit niet vol. Hoewel haar man haar liet gaan, mocht ze van haar vader niet het klooster in wat ze ten diepste wilde. Ze zorgde voor haar ouders, leefde eenvoudig en had een boeddhistische tekst waar ze intensief op mediteerde. Het bracht haar tot groot inzicht. Na het overlijden van haar ouders moest ze volgens de familieverplichtingen voor haar broer zorgen. Als leken beoefenaar volgde ze onderricht bij diverse zenmeesters en kreeg de naam Kongshi Daoren. Toen ze 61 was, overleed haar broer. Kongshi was vrij, maar inmiddels had ze ondervonden dat ontwaken niet in het dragen van een pij zit. Ze bleef een leek. Wel bezocht ze vaak de zenleraar Sixin Wuxin en op een dag viel ook de laatste sluier weg bij haar, wat Sixin bevestigde.
Kongshi besloot om zich niet als zenleraar te vestigen, leidde geen klooster en nam geen leerlingen aan, maar bleef in het wereldse leven. Ze opende een badhuis en deelde op haar eigen manier de dharma tijdens het werken, afgestemd op de persoon. Veel mensen in haar omgeving wisten niet dat de oude vrouw van het badhuis een groot zenmeester was. Ze schreef een boek met commentaren, genaamd Het Boek van Ontwaken dat door heel China werd verspreid, maar helaas is dit verloren gegaan. Aan het einde van haar leven – ze werd 74 jaar – sloot ze het badhuis. Ze ging in een klooster wonen en liet zich alsnog wijden, waarbij ze de naam Weiju kreeg. Ze werd gerespecteerd door bekende zenmeesters en er wordt verteld dat velen door haar ontwaakten.
- Zen Women, Grace Schireson, 2009
Miaozong (1095-1170)
Miaozong was de kleindochter van vice-premier Su Song. Als puber was ze al gegrepen door vragen als: wanneer we geboren worden, waar komen we dan vandaan? En als we doodgaan, waar gaan we dan naar toe? Op haar 15e kreeg ze vanuit het contempleren op deze vragen een groot inzicht, maar ze praatte er niet over omdat ze dacht dat iedereen dit kende.
Hoewel opgegroeid in een geprivilegieerd milieu had Miaozong te maken met de beperkingen in die tijd voor een vrouw. Ze moest trouwen met een man die haar ouders voor haar hadden uitgekozen. Toch ging ze diverse zenmeesters bezoeken, omdat ze het getrouwde leven leeg en oppervlakkig vond. Het contact met zenmeesters werd waarschijnlijk toegestaan ondanks haar vrouw-zijn vanwege haar oudere schoonzus Kongshi Daoren, die ook zen beoefende.
Uit de dialogen die Miaozong met diverse zenmeesters had, bleek duidelijk haar inzicht in de boeddha-natuur, voorbijgaand aan de vooroordelen over mannen en vrouwen. In 1137 ontmoette ze Dahui, ging bij hem in de leer en werd daarmee de dharma-zus van Miaodao. Dahui gaf haar de naam Wuzhou, ‘Zonder Gehechtheid’. Een opmerkelijke gebeurtenis is het dharma-gesprek dat ze met de hoofdmonnik had, op zijn eigen verzoek. Hij had namelijk moeite met de aanwezigheid van een vrouw binnen de kloostermuren. Miaozong ontving hem voor dit dharma gesprek terwijl ze volledig naakt was. In dit gesprek benoemde ze haar vagina als ‘de plek waar alle boeddha’s, patriarchen en grote monniken uit voortkomen’, duidelijk makend dat de hoofdmonnik zelf het probleem creëerde over haar vrouw-zijn.
In 1138 heeft Miaozong transmissie van Dahui gekregen, maar ook zij werd – net zomin als zijn eerste opvolger Miaodao – opgenomen in zijn officiële bloedlijn. Ze was een gewaardeerd zenmeester. Dahui stuurde regelmatig vrouwelijke studenten naar Miaozong, en zowel leken als monastieke leerlingen kwamen bij haar. Pas vele jaren na haar transmissie, in 1162, werd ze non en abdis van een klooster.
Helaas zijn zowel de biografie die over Miaozong is geschreven als haar voordrachten verloren gegaan. Er is nog wel een verzameling van 43 commentaren van haar op koans van eerdere meesters. Tot op de dag van vandaag wordt ze in Japan geëerd.
https://terebess.hu/zen/mesterek/Zen-sourcebook.pdf
Zen Echoes: Classic Koans with Verse Commentaries by Three Female Chan Masters, Beata Grant, 2017, https://terebess.hu/zen/mesterek/echoes.pdf
Lady Qinguo (12e eeuw)
Eigenlijk weten we weinig meer over haar achtergrond dan dat ze de vrouw was van een belangrijke ambtenaar in de provincie Sichuan. Ze werd een van de zes vrouwelijke dharma-opvolgers van zenmeester Dahui, naast Miaodao en Miaozong. Ook bij Lady Qinguo gebruikte Dahui hua-t’ou, het intense mediteren en onderzoeken van slechts één korte zin. Ze kreeg van hem de zin ‘Een hond heeft geen boeddha-natuur’. Het bracht haar uiteindelijk tot groot ontwaken.
Twee Japanse zenmeester uit de 17e eeuw, Jifei Ruyi en Tiebi Huiji, gebruiken Lady Qinguo als voorbeeld om hun aristocratische leerlingen te bemoedigen dat het vrouw-zijn geen belemmering is voor realisatie.
https://terebess.hu/zen/mesterek/women.pdf
Wenzhao (leefde rond 1200)
Er is maar weinig bekend over Wenzhao. Ze werd geboren in een kustprovincie ten zuiden van Shanghai. Toen ze 17 jaar was werd ze non. Ze zwierf rond, beoefende bij diverse zenmeesters, en kreeg overdracht van Ganlu Zhongxuan. Ze is abdis van vijf kloosters geweest, waarbij ze de Vinaya traditie hervormde naar Chan. Ze zette haar leerlingen aan om hun boeddha-natuur te herkennen en te beoefenen voor alle wezens. Ze had minstens één mannelijke opvolger. Haar verhaal en voordrachten staan in The Comprehensive Record of the Transmission of the Lamp (Jiatai Pudeng Lu) uit circa 1204.
Miaohui (17e eeuw)
Ze werd geboren in Changzhou dat een kleine 200 km ten westen van Shanghai ligt, en kreeg de naam Zhang Ruyu. Als jonge vrouw trouwde ze, maar haar man stierf kort nadat ze getrouwd waren. Haar ouders wilden dat ze hertrouwde, wat Zhang weigerde. Toen zowel haar vader als moeder overleden was, besloot ze om non te worden in het Prajna klooster in Changzhou waarbij ze de naam Miaohui kreeg. Ze was een bekend dichteres. In een van haar gedichten beschrijft ze hoe het leven in het klooster en de onderlinge, liefdevolle relaties haar tot ontwaken brachten. Miaohui werd een zenleraar met veel leerlingen. Ze overleed toen ze in de 80 was. Helaas zijn vrijwel al haar gedichten verloren gegaan.
Daughters of Emptiness: Poems of Chinese Buddhist Nuns, Beata Grant, 2012,
https://terebess.hu/zen/mesterek/daughters.pdf
Zhiyuan Xinggang (1597-1654)
Xinggang groeide op als enig kind in Jiaxing, zo’n 100 km ten zuid-westen van Shanghai. Ze was intelligent en had een talent voor het schrijven van poëzie. Ook hield ze zich van jongsaf aan met het boeddhisme bezig. Toen ze 18 jaar was, moest ze trouwen van haar ouders hoewel ze dat zelf niet wilde. Haar toekomstige echtgenoot overleed voordat het huwelijk voltrokken kon worden. Maar zoals gebruikelijk voor die tijd moest Xinggang bij haar schoonouders gaan wonen om aan haar verplichtingen te voldoen. Ze bleef doorgaan met de boeddhistische beoefening. Haar wens voor verdieping nam door de jaren heen toe, maar ook haar wanhoop omdat ze zich zo beperkt voelde en de tijd doortikte. Haar radeloosheid was uiteindelijk zo groot dat ze niet meer at of dronk. Zowel haar ouders als schoonouders stemden er daarom mee in om haar te ontslaan van de verplichting. Ze ontkwam echter niet aan de traditionele taak om zorg te dragen voor haar eigen vader en moeder. Xinggang had haar boeddhistische beoefening in huis kunnen vervolgen, maar ze wilde meer. Terwijl ze haar dagen wijdde aan de zorg voor haar ouders, zocht ze tevens onderricht bij diverse zenmeesters. Toen haar beide ouders overleden waren had ze de vrijheid om non te worden. Xinggang beoefende zeer intensief, waarbij ze periodes van diepe twijfel en frustratie kende. Uiteindelijk ontwaakte ze tijdens een dharma gesprek met haar zenmeester Shiche over het voeden en baren van haar spirituele embryo. Ze was toen 41 jaar.
Een aantal jaren na haar dharma transmissie werd ze abdes en kwam bekend te staan als een charismatisch en welbespraakt zenmeester. Ze onderrichtte met warmte en legde de nadruk op de vreugde van het ontwaken. Veel van haar leerlingen – zowel mannen als vrouwen – waren leken beoefenaars. Ze had zeven vrouwelijke dharma opvolgers. Eén daarvan, Yikui Chaochen, heeft een biografie over Xinggang geschreven. Haar verzameling voordrachten en gedichten zijn bewaard gebleven.
https://terebess.hu/zen/mesterek/female.pdf
Eminent Nuns, Women Chan Masters of Seventeenth-Century China, Beata Grant, 2009
https://terebess.hu/zen/Eminent-Nuns.pdf
Jizong Xingche (1606-?)
Xingche werd geboren in een welvarende, hoog geschoolde familie. Haar vader was een wetenschapper die voor zijn werk regelmatig op reis moest en dan tevens boeddhistische leraren bezocht. Ook Xingche bleek als jong meisje al interesse te hebben in de boeddhistische leer.
Haar ouders zorgden voor een goede algemene scholing, waarna ze geacht werd te trouwen. Het huwelijk duurde niet lang. Nadat ze een aantal kinderen hadden gekregen, overleed haar echtgenoot. Xingche trok zich terug op een stukje land van de familie en wijdde zich aan meditatie. Na enige tijd ging ze bij diverse zenmeesters in de leer. Uiteindelijk kreeg ze transmissie van zenmeester Wanru Tongwei.
Eigenlijk wilde ze in afzondering leven, maar haar leraar vroeg haar onderricht te gaan geven. Ze werd onder meer abdis van het Huideng klooster in Suzhou. In 1656 verscheen een omvangrijke bundel van haar overdrachten en gedichten. Ze heeft veel vrouwelijk en mannelijke leerlingen gehad, zowel monastiek als leek.
Eminent Nuns, Women Chan Masters of Seventeenth-Century China, Beata Grant, 2009 https://terebess.hu/zen/Eminent-Nuns.pdf
Daughters of Emptiness: Poems of Chinese Buddhist Nuns, Beata Grant, 2012
https://terebess.hu/zen/mesterek/daughters.pdf
https://terebess.hu/zen/mesterek/Xingche.pdf
Jifu Zukui (17e eeuw)
Ze werd geboren in Huzhou, 150 km ten westen van Shanghai. Toen ze opgroeide werd al snel duidelijk dat Zukui een intelligent meisje was. Maar behalve het feit dat ze niet getrouwd is geweest, is er weinig bekend over haar achtergrond.
Zenmeester Jiqi Hongchu was degene die haar transmissie heeft gegeven. Jiqi had drie vrouwelijke dharma-opvolgers: Zukei, Renfeng Jiyin en Baochi Jizong. Met Baochi heeft Zukui een lange vriendschap onderhouden. Samen hebben ze commentaren toegevoegd aan een collectie koans die de vrouwelijke zenmeester Miaozong vijfhonderd jaar daarvoor had verzameld en van commentaren had voorzien. Deze collectie van drie verschillende vrouwelijke zenmeesters wordt tot op de dag van vandaag uitgegeven.
Zukui werd abdis van het Marvelous Clarity klooster en het Cliffside Flower klooster. Veel van haar voordrachten en gedichten zijn bewaard gebleven, uitgebracht in twee boeken. In beide uitgaves is vrijwel geen biografische informatie opgenomen. Degenen die de inleidingen voor de boeken hebben geschreven benadrukken met name haar uitmuntendheid als zenmeester. Het lijkt dat Zukui weinig belang hechtte aan haar persoonlijke achtergrond of haar kwaliteiten als abdis. Het ging haar om de dharma.
Eminent Nuns, Women Chan Masters of Seventeenth-Century China, Beata Grant, 2009 https://terebess.hu/zen/Eminent-Nuns.pdf
Daughters of Emptiness: Poems of Chinese Buddhist Nuns, Beata Grant, 2012
https://terebess.hu/zen/mesterek/daughters.pdf
Zen Echoes: Classic Koans with Verse Commentaries by Three Female Chan Masters, Beata Grant, 2017 https://terebess.hu/zen/mesterek/echoes.pdf
Shenyi (?- 1662)
Bij haar geboorte kreeg ze de naam Xia Shuji. Ze groeide op in een familie die de Ming-dynastie steunde. Haar vader was een hoge functionaris op het ministerie. Shuji kreeg een goede scholing in onder meer literatuur, kunst en kalligrafie, en had een talent voor het schrijven van gedichten. Het was de overgangsperiode van de Ming naar de Qing dynastie. Dit ging gepaard met oorlog, rebellie, plunderingen en veel chaos in het land. Shiji’s vader vocht mee in het leger van de Ming, maar pleegde zelfmoord nadat het leger grote verliezen had geleden. Ook haar 16 jaar oude broer en haar echtgenoot kwamen om in de strijd. Shuji bleef achter met een zoontje van één jaar. Het wereldse leven had afgedaan voor haar en ze trok zich terug in een kleine kluizenaarshut. In de loop van de tijd volgden meerdere familieleden haar voorbeeld, waaronder twee schoonzussen. Ze kreeg de naam Shenyi (ook wel geschreven als Shengyin) en heeft veel leerlingen gehad. Er was een verzameling van haar vele voordrachten, maar die is helaas verloren gegaan.
https://www.shine.cn/feature/lifestyle/2011109599/
Eminent Nuns, Women Chan Masters of Seventeenth-Century China, Beata Grant, 2009 https://terebess.hu/zen/Eminent-Nuns.pdf
Japanse vrouwelijke voorouders
Zenshin (ca. 572-640)
De eerste persoon in Japan die tot boeddhist gewijd werd, was een vrouw. Haar verhaal staat kort beschreven in de Nihonshoki, de kronieken van Japan uit 720. Zenshin werd geboren in 572 en kreeg de naam Shima. Haar vader was gelieerd aan een van de drie belangrijkste clans, de Soga. Hij was waarschijnlijk een Japanse diplomaat voor Korea en een nazaat van Chinese immigranten. In de 3e en 4e eeuw werd het boeddhisme vanuit China in Korea verspreid. In de tijd van Shima was er via Korea ook in Japan enige bekendheid gekomen met deze nieuwe religie. Shima was de eerste Japanse boeddhist en werd gewijd in 584 toen ze elf jaar was. Hierbij kreeg ze de naam Zenshin. Tegelijk met haar werden ook twee andere meisjes gewijd, Zenzo en Ezen. Ze kregen onderricht van onder meer een Koreaanse non die naar Japan was gekomen.
Er heerste veel politieke rivaliteit in het land, en toen kort na de wijding van Zenshin een andere clan meer macht kreeg werd het boeddhisme hardhandig bestreden. De tempel van Zenshin en de twee anderen werd vernietigd, waarna de jonge vrouwen werden mishandeld en gevangengezet. De vrouwen bleven echter bij hun boeddhistische beoefening. Toen het tij weer keerde en ze uit de gevangenis kwamen, reisden ze naar Korea om een intensieve boeddhistische training te kunnen volgen, te mediteren en de boeddhistische teksten te bestuderen. De regel was dat ze minimaal twee jaar in een klooster moesten doorbrengen om aan te tonen dat ze niet zwanger waren. Uiteindelijk keerden de drie vrouwen in 590 als volledig gewijde boeddhisten terug naar Japan.
Zenshin kreeg veel volgelingen en werd gesteund door keizerin Suiko. Het boeddhisme breidde zich uit over het land. In 623 waren er 569 nonnen en 816 monniken in Japan.
https://terebess.hu/zen/mesterek/nuns.pdf
Komyo (701-760)
Haar naam betekent Lichtgevende Helderheid, en ze wordt wel gezien als de belichaming van Guanyin, de bodhisattva van compassie. Komyo werd geboren in Heijo-kyo, zo’n 50 km ten zuiden van Kyoto en destijds de hoofdstad van Japan. Haar familie bestond onder meer uit keizerlijke regenten. Beide ouders van Komyo waren het boeddhisme toegewijd. Ze trouwde met de kroonprins, de latere keizer Shomu. Onder het bewind van hem en keizerin Komyo zijn veel boeddhistische tempels gebouwd. Komyo heeft veel betekend voor het boeddhisme in Japan. Ze regelde dat bij iedere tempel voor monniken ook een tempel voor nonnen gebouwd werd, waardoor een heel netwerk van nonnenkloosters ontstond met Hokke-ji als belangrijkste klooster. Tevens faciliteerde ze veel maatschappelijke projecten uitgevoerd door nonnen, zoals medicijnen verstrekken aan armen, opvang van weeskinderen, en hulp aan armen en getroffenen door de oorlog. In 749 werd Komyo non en was daarmee de eerste persoon van de keizerlijke familie die tot boeddhist werd gewijd. Er wordt verteld dat ze zelf vele bedelaars en mensen met lepra waste vanuit haar compassie. Ook heeft ze ervoor gezorgd dat talrijke kopieën gemaakt werden van soetra-teksten.
Tachibana Kachiko (786-850)
Kachiko’s vader was een belangrijk staatsman. Hij overleed toen ze drie jaar was. Op haar 23e trouwde Kachiko met keizer Saga waarmee ze zeven kinderen kreeg. Ze was een toegewijd boeddhist en stuurde een monnik naar China om een Chan-meester naar Japan te brengen. Dit was Giku (chinees: Yikung). Vervolgens stichtte ze een klooster, Darin-ji, waarvan Giku de abt werd. Hiermee werd Darin-ji de eerste zentempel van Japan, en Tachibana Kachiko de eerste zenbeoefenaar. Het lukte Giku echter niet om een blijvende zenlijn te stichten en hij keerde terug naar China.
Volgens de overlevering was Kachiko erg mooi om te zien. Dit betreurde ze ten zeerste omdat het monniken en leken afleidde en ze haar niet hoorden als ze over illusie en de vergankelijkheid van het leven sprak. Op 64-jarige leeftijd was Kachiko nog steeds mooi. Ze stierf, maar had vastgelegd dat haar lichaam op straat zou worden gelegd zodat iedereen kon zien hoe het wegrotte en opgegeten werd door aaseters en honden. Op die manier wilde ze alsnog iets laten zien wat bij haar leven zo moeilijk over te brengen was. Tot op de dag van vandaag heet deze plek in Kyoto het Kruispunt van Lijken.
https://sakyadhitaspain.org/maestras/propuesta-de-lista-de-matriarcas-zen-de-francois-loiseau-dosan/
Ryonen (leefde rond 1200)
Ryonen beoefende haar boeddhistische praktijk lange tijd bij de Bodhidharma-school voordat ze in 1231, rond haar 60e jaar, bij zenmeester Dogen kwam. Ze was ongeveer 35 jaar ouder dan hij. Na de dood van keizerin Komyo werd de boeddhistische gemeenschap door de eeuwen heen meer en meer een mannenbolwerk waarbij het voor vrouwen heel moeilijk was om gewijd te worden en onderricht te krijgen. Dogen was echter naar China geweest om het boeddhisme te bestuderen. In China kende men voorbeelden van vrouwelijk zenmeesters uit het verleden en werd het boeddhisme ook door vrouwen – zowel nonnen als leken – beoefend. Waarschijnlijk had Dogen hiermee een ruimere kijk op de beoefening van zen door vrouwen opgedaan. Hij introduceerde de soto-zen, een vorm van zen waarbij zazen (zitmeditatie) centraal staat. Ryonen was een van zijn eerste leerlingen en Dogen respecteerde haar zeer. In zijn geschrift Eihei Koroku, Extensive Records, richt hij zich drie keer tot haar in lovende bewoordingen als “niemand kan jou evenaren” en “de kiem van prajna is altijd al in jou geweest”. En in een van zijn voordrachten prijst hij haar wijsheid, haar compassie met het lijden en haar grote hart.
Ryonen overleed toen Dogen acht maanden vanuit het klooster op reis was naar de shogun in Kamakura, de andere kant van Japan. Toen hij terugkwam en zag dat ze niet meer leefde schreef hij een gedicht ter ere van haar.
https://www.stonewaterzen.org/2019/06/the-other-ryonen-sarah-kokai-thwaites/
Shogaku (leefde rond 1200)
Ze werd geboren in een welgestelde, adellijke familie. Nadat haar man overleden was, werd ze in 1225 non. Shogaku was een verre verwant van zenmeester Dogen en werd zijn leerling. Dankzij het geld en het land dat zij hem schonk, kon Dogen zijn tempel Kosho-ji uitbreiden. Er werd een ruimte gebouwd voor het geven van onderricht en een meditatieruimte voor de monniken. De nonnen woonden in verblijven die lager op de berg waren.
https://www.izauk.org/multimedia-archive/women-in-the-history-of-zen/
Egi (leefde begin 13e eeuw)
Egi had lange tijd, evenals Ryonen, binnen de Daruma-school gepraktiseerd, en was daar gewijd tot non. In 1234 werd ze leerling van zenmeester Dogen. Meer dan twintig jaar bleef Egi bij hem, zowel in Kosho-ji als in het latere Eihei-ji. Ze heeft hem lange tijd op zijn ziekbed in het klooster verzorgd voordat hij stierf.
Nadat Dogen overleden was, was Egi een steun voor de opvolger Koun Ejo, en waarschijnlijk heeft ze Ejo geholpen met het samenstellen van de Shobogenzo Zuimonki (Engels: The Treasury of the True Dharma Eye: Record of Things Heard), de verzameling van dharma voordrachten door Dogen.
Mugai Nyodai (Chiyono) (1223-1298)
Ze is eerste vrouwelijke zenmeester van Japan. Haar biografieën zijn pas na haar dood geschreven en daarnaast is helaas veel verloren gegaan door brand.
Geboren in de Adachi-familie, een samurai-clan, kreeg ze de naam Chiyono. De mannen van de clan waren elite-krijgers en de vrouwen hadden vaak een belangrijke rol als rentmeester. Chiyono kreeg een uitgebreide scholing met onder meer boogschieten, poëzie, literatuur, filosofie en geschiedenis. Ook leerde ze Chinees wat later in haar leven behulpzaam was toen ze zich intensief met zen bezig ging houden.
Ze trouwde met iemand uit de kring van regenten van de shogun en kreeg een dochter. Het was een roerige tijd met invasies van Japan door de Mongolen. Toen haar dochter getrouwd was en haar moeder overleed, richtte Chiyono zich steeds meer op het boeddhisme. Nadat ook haar echtgenoot overleden was, heeft ze onderricht gezocht bij verschillende zenmeesters. Hiertoe zou ze zelfs haar gezicht hebben verbrand, aangezien haar vrouwelijk voorkomen als een belemmering werd gezien. Ze werd de leerling van de Chinese zenleraar Wuxue Zuyuan (Jp: Mugaku Sogen of Bukko Kokushi) en liet zich wijden tot non. Haar boeddhistische naam werd Mugai Nyodai. Op dat moment was ze rond de zestig jaar en had al zo’n twintig jaar zenbeoefening achter de rug. Haar uiteindelijk ontwaken zou gebeurd zijn tijdens het dagelijkse water dragen, waarbij de bodem uit haar gammele emmer viel. Maar of haar ontwaken op deze manier is geweest of dat de Chiyono in dit verhaal een naamgenoot was, is tot op heden niet duidelijk.
Na haar dharma-transmissie door Wuxue stichtte ze Keiai-ji in Kyoto, wat het belangrijkste klooster van het netwerk van vrouwenkloosters werd. Ze was een groot en zeer gerespecteerd zenmeester. Tegen het einde van haar leven is een levensgroot beeld van Mugai Nyodai gemaakt, zoals er in die tijd vaker werd gedaan. Pas in de jaren ‘80 van de vorige eeuw is ontdekt dat het beeld van deze zenmeester een vrouw was.
Ze is een van de weinige vrouwen die opgenomen is in de officiële bloedlijn van de Rinzai-school en wordt genoemd in de Enpo-verzameling Transmission of the Lamp (Enpo dento roku) uit 1706. Tot op de dag van vandaag worden er erediensten aan haar geboorte- en sterfdag gewijd.
https://terebess.hu/zen/mesterek/comm.pdf
https://www.h-net.org/reviews/showrev.php?id=25097
https://pages.uoregon.edu/munno/OregonCourses/REL444S05/Mugai.html
Kakuzan Shido (1252-1305)
Kakusan was de tante van Mugai Nyodai, hoewel ze jonger was dan haar nicht. Ze werd geboren in de grote stad Kamakura als lid van de machtige Adachi-familie en kreeg de naam Horiuchi. Haar vader overleed toen ze één jaar oud was. Ze werd opgevoed met voorbeelden van krachtige vrouwen uit de samoerai-traditie. Op haar 9e trouwde ze met haar 10-jarige neef Hojo Tokimune. Tokimune werd regent van de shogun, en was daarmee feitelijk de machtigste man van het land. Het waren roerige tijden met invasies van de Mongolen. In 1271 kreeg Horiuchi een zoon. Evenals haar echtgenoot was ze zeer toegewijd aan het zen-boeddhisme en leerling van de Chinese zenleraar Wuxue Zuyuan (Jap: Mugaku Sogen, ook wel Bukko Kokushi, 1226-1286). Wuxue was de abt van Engaku-ji, het zenklooster dat Tokimune had laten bouwen.
Vlak voor de vroege dood van Tokimune in 1284 lieten beiden zich wijden en kreeg Horiuchi de naam Kakuzan Shido. Toen haar zoon kort daarna aan de macht kwam, liet hij uit angst voor machtsovername het grootste deel van de Adachi-familie, de familie van zijn moeder, vermoorden. Kakuzan trok zich terug en stichtte Tokei-ji, naast Engaku-ji. Het was een zenklooster voor nonnen binnen de Rinzai-school, een school waarbij koan training centraal staat. In 1304 kreeg ze transmissie van haar leraar Tokei. Kakuzan wordt vermeld in de koancollectie Shonan katto roku uit 1545 (kwestie 87) met het verhaal van haar overdracht ceremonie waarbij ook haar samoerai-dolk een rol speelt. In een andere koan (kwestie 30) wordt beschreven hoe Kakuzan tot inzicht komt voor een grote spiegel die in het bezit is van het klooster en daarna de spiegel-meditatie introduceert. Vele abdissen na haar hebben deze meditatie gebruikt om hun leerlingen tot ontwaken te brengen.
Kakuzan initieerde een tempelwet waardoor een vrouw die drie jaar in Tokei-ji verbleef officieel gescheiden was. Het klooster was verboden voor mannen. Eeuwenlang bleef Tokei-ji een toevluchtsoord voor mishandelde vrouwen en vrouwen die niet langer bij hun man wilden blijven. In 1873 is de scheidingwet vervallen, en Tokei-ji was niet langer een klooster voor vrouwen, maar kwam onder het beheer van de monniken van Engaku-ji.
https://tlayt.org/mirror-zen-koans-30/
https://japanesehistoryenthusiast.wordpress.com/tag/kakusan-ni/
https://terebess.hu/zen/mesterek/sanct.pdf
https://terebess.hu/zen/Tokei-ji.pdf
https://crackle27.wordpress.com/2019/03/27/womens-history-month-kakusan-shido-ni/
(7 september 2023)