Vallende bladeren

Vanuit mijn stoel kijk ik naar buiten. De wijnrank is kaal, de kersenboom is kaal, de rode beuk verderop  is kaal. Zelfs de esdoorn in de tuin van de achterbuurman is kaal. Hij heeft nog lang met z’n bladeren bloedrood de kleur erin weten te houden. Met de zon er op kon bloesem niet roder zijn dan zijn herfstblad! Maar twee weken terug is alles met een paar dagen gevallen. Zonder storm, het was gewoon op. Tijd om los te laten.


Heel zen natuurlijk, maar het gaat me aan het hart. Ik moet aan de laatste regel uit een tekst van Dogen Zenji (1200-1253) denken:

“Omdat alles boeddhadharma is, is er illusie en realisatie, beoefening, geboorte en dood en zijn er boeddha’s en levende wezens.

Omdat alles onbepaald is, is er geen illusie, geen realisatie, geen boeddha, geen levend wezen, geen geboorte, geen dood.

De weg van de boeddha;s is fundamenteel voorbijgaan aan het vele en het ene, dus is er geboorte en dood, illusie en realisatie, en zijn er levende wezens en boeddha’s.

En toch, in gehechtheid vallen de bloesems, en in afkeer verspreidt zich het onkruid.”


En toch, in gehechtheid vallen de bloesems. In gehechtheid verdwijnt de zomer, de warmte. De winter komt, met kou en kleumen. Met meer pijn in m’n lichaam. ‘s Ochtends is het laat licht. ‘s Middags is het vroeg donker. Vaak zijn er grijze dagen. In de straat zien we elkaar minder. Er worden minder praatjes aangeknoopt, want iedereen gaat snel naar binnen. 

Als ik heel eerlijk ben, zijn er voor mij drie maanden in het jaar geslaagd: juni, juli en augustus. De rest is behelpen. Zo heb ik er in elk geval heel lang tegenaan gekeken. Ik trok een soort cocon om me heen met het idee dat ik in mei wel weer eens zou kijken, voelen en proeven met betrekking tot het weer. Van tevoren schreef ik de koude maanden  al af. 

Tot ik me realiseerde dat ik daarmee iets afsloot, en bepaalde ervaringen buiten hield. Stukje bij beetje liet ik meer toe. Ik zakte door de jaren heen steeds meer in simpelweg ervaren, zonder gelijk het oordeel erover uit te storten waardoor ik niet meer echt kon kijken.

Want, wat is er nu werkelijk? Wat is grijs? Wat zie ik? Welke tinten zijn het? Welke vormen? Welke geuren? Wat is kou? Waar voel ik het? Welke sensaties geeft het? In woorden lijken het een hoop vragen, maar wat er gebeurde was dat het langzaam opende. En met het openen kwam er veel meer kleur, detail, verwondering. Het perspectief breidde zich uit.

Nog steeds vind ik het niet fijn als de temperatuur beneden de 15 graden zakt. En toch, de takken van de rode beuk die afsteken tegen de ochtendlucht ontroeren me. De stilte van de kale esdoorn geeft rust. En in mijn tuin staat ook een zwarte den, die me herinnert aan een regel van Ryonen Genso: 

“Niet nodig om de principes van koan studie te bespreken. 
Luister gewoon naar de wind in de dennen en de ceders.”

Luister, luister écht. Met heel je lijf.