De plek waar ik thuis mediteer is met uitzicht op de tuin. Als de zon schijnt is er op sommige dagen een duidelijke weerschijn van mijzelf in de ruit van de tuindeuren. Ik zie mijzelf dan zitten met gras in mijn buik, de mussen hippen door mijn arm en de kersenboom staat naast me. Tegelijkertijd zit ik met muren om mij heen en het parket onder mij. Om het nog gekker te maken, is de vraag: wáár is het gespiegelde beeld? Daar? Maar wat is daar? Waar wordt het gezien? Hier!
Het doet me denken aan zenmeester Kakuzan. Ze leefde in de 13e eeuw en was abdis van een Japans klooster, Tokei-ji genaamd Dit klooster had een heel vreemd attribuut, namelijk een levensgrote spiegel. Kakuzan deed zitmeditatie pal voor de spiegel. Dag in, dag uit. Ze kwam hiermee tot diepe realisatie.
Een spiegelbeeld is een raar iets. Het woord beeld suggereert iets statisch. Terwijl de realiteit, dat wat we ervaren, niet statisch is. Is een spiegelbeeld realiteit? De gewaarwording is er absoluut, maar wat is een spiegelbeeld? Ik kan het niet pakken, niet ruiken, niet horen. Sowieso is een spiegelbeeld omgekeerd van wat de ander ziet als ze naar me kijkt. Ook al zo raar.
In deze tijd van selfies hebben we ons spiegelbeeld nog nooit zo vaak gezien als nu. We zouden het door en door moeten kennen. Toch vinden we vaak dat een foto niet klopt. Veel foto’s worden verwijderd, omdat ze ‘niet goed’ zijn en ik ‘raar kijk’. Maar hoe ben ik dan? Wie ben ik?
De laatste jaren is het aantal zoom-sessies geëxplodeerd. We vergaderen terwijl we tegen ons eigen hoofd aankijken. We videobellen met ouders, kinderen, vrienden en zien ons gezicht. Hoe vreemd, want juist ons gezicht is iets dat we nooit direct kunnen zien. Zoals het oog nooit zichzelf kan zien.
Mijn gezicht? Wie is die ‘mijn’? Kunnen we onszelf zien? Is er iets of iemand in mij die kan kijken naar mij? Is er een observator? Is er iets buiten mij dat kan kijken?
Er zijn gedachten, emoties, sensaties. Maar wat is hetgene dat denkt, dat voelt, dat hoort, ziet, snuift, bromt, lacht, wandelt? Met mijn menselijk brein loop ik hierop stuk. Het is als de vraag of chocola groot of klein is, vragen waar de rand van de aarde is, hoe lang gisteren duurt, waar de geur van de appeltaart is die ik volgende week eet.
Na haar realisatie schrijft Kakuzan het volgende gedicht:
“Als de geest nergens verblijft, is er geen versluiering.”
En het praten over het poetsen [van de spiegel] is illusie”